Handbal Aanvallende Tactieken: Een Diepgaande Analyse

Handbal is een dynamische en aantrekkelijke sport, die inzicht in verschillende aanvallende tactieken vereist om succesvol te zijn. Dit artikel biedt een uitgebreid overzicht van de belangrijkste aanvallende tactieken in handbal, waarbij de rollen van de verschillende posities, specifieke strategieën en trainingsmethoden worden belicht.

De Rollen van de Spelers: Posities en Hun Functies

In het handbal zijn er verschillende posities, elk met hun eigen specifieke taken en verantwoordelijkheden. Deze posities kunnen grofweg worden onderverdeeld in spelers in de eerste lijn en spelers in de tweede lijn.

Eerste Lijn: Hoekspeler en Cirkelspeler

De HOEKSPEELSTER bevindt zich op een positie in de eerste lijn en zorgt zowel voor diepte als voor breedte in de aanval. Hoekspelers moeten over een specifieke werptechniek beschikken.De CIRKELSPEELSTER speelt ook op een positie in de eerste lijn. Omdat de cirkelspeler aan de doelgebiedlijn speelt en zich steeds tussen de verdediging bevindt, heeft hij een bijzondere rol.

Tweede Lijn: Opbouwspeler

De OPBOUWSPEELSTER bevindt zich op een positie in de tweede lijn. Dit is een meest aantrekkelijke plaats om handbal te spelen. Vanaf deze lijn beginnen veel spelsituaties. De opbouwers staan op ongeveer 12 à 15 m van het doel van de tegenstrever. Zij beschikken meestal over een goede sprong- en werpkracht.

Fundamentele Aanvallende Tactieken

Om een effectieve aanval te creëren, is het essentieel om verschillende tactieken te beheersen. Hieronder worden enkele belangrijke tactieken besproken.

Lees ook: Alles over het WK Handbal voor Vrouwen

De TegenAanval

De TEGENAANVAL is een aanvalsactie waarbij de aanvallers het doel van de tegenpartij trachten te bereiken voordat deze hun verdedigende posities hebben ingenomen. Het vertrekmoment is hierbij cruciaal. De spelers van de 1e golf (1e fase van de tegenaanval) vertrekken op het moment dat het schot vertrekt. Zij bekommeren zich dus niet om de balrecuperatie maar proberen een voorsprong op te bouwen. De loopweg is een boog langs de buitenkant van het terrein.Enkele belangrijke punten bij de tegenaanval zijn:

  • Alle spelers zijn in beweging op het moment dat de ploeg daadwerkelijk in balbezit komt.
  • Nooit dribbelen op de eigen speelhelft - ook hierna wordt in principe niet gedribbeld, tenzij de weg naar het doel volledig vrij is.
  • De diagonale pass heeft steeds voorrang - de balontvangst van een bal van op dezelfde speelkant is immers moeilijker.

Positie Aanval

Om succesvol te zijn, moet elke positieaanval niet alleen gevaarlijk zijn binnen deze 3 gebieden, maar moet men er eveneens voor zorgen voldoende breedte en diepte in de aanval te behouden. Dit betekent dat hoe men ook speelt, de beide hoekposities en 2 opbouwer-posities steeds zullen bezet zijn. Aanvalssystemen met twee cirkelspelers zijn ook mogelijk.

Acties van de Opbouwers

In elk geval zal elke actie er in bestaan om met bal naar doel te fixeren zodat de verdediging verplicht wordt om uit te stappen. Blijft de verdediging staan dan volgt meestal een doelworp. Als de verdediging uitstapt zijn er andere mogelijkheden:

  • Een pass naar de cirkelspeler of naar de hoekspeler.
  • De bal verder doorspelen naar een andere opbouwer.
  • Doorbreken naar de cirkel als er voldoende ruimte is.

Harmonica

De HARMONIKA gaat uit van het principe dat de balbezitter een 2e verdediger op zich trekt waardoor een overtal-situatie ontstaat. Belangrijkste voorwaarden voor het al dan niet lukken zijn:

  • De balbezitter moet d.m.v. een reële dreiging naar het doel te maken. De bal moet steeds 'gewapend' zijn. Hierdoor is de aanvaller voortdurend in staat om zowel zelf naar doel te shotten als om een pass te geven. Het afschermen van de werparm gebeurt door de romp te draaien - schouderas loodrecht op de doellijn.
  • Als de pass te vroeg gegeven wordt dan zal de 2e verdediger onvoldoende gebonden worden.

Wissel

Bedoeling is het samenwerken tussen de verdedigers te storen doordat 2 aanvallers van aanvalspositie wisselen. Dit kan zowel voor als in de verdediging gebeuren. De middenopbouwer fixeert naar doel bij de 2e verdediger - de linkeropbouwer dreigt eerst door te gaan naar links en loopt vervolgens naar het midden toe.

Lees ook: Oliveo Handbal Heren 1: Alles wat je moet weten

Veelgemaakte fouten bij de wissel zijn:

  • De actie van de aanvallers is niet gevaarlijk genoeg (de dreiging is niet 'echt' of gebeurt te ver van de verdediging) waardoor de verdediging weinig of niet moet reageren.
  • De speler die de wissel geeft toont veel te vroeg de intentie van de wissel - hij moet steeds zijn eigen kans, als die zich zou voordoen, kunnen benutten. De fout van veel beginnelingen is dat ze zich omdraaien (met de rug naar het doel) om de pass te kunen geven.
  • De pass wordt te laat of te vroeg gegeven.

Sperren

Volgens de spelregels is het toegestaan de tegenstrever met de romp de weg te versperren ook als hij niet in balbezit is. Belangrijk hierbij is dat de speler die de sper uitvoert stil moet staan op het moment van de 'botsing'. Het is dus de verdediger die tegen de sperrende speler oploopt. De cirkelspeler plaatst een sper op verdediger 2 die uitgestapt is naar de linker opbouwer. Na een schijnbeweging verandert deze laatste plots van richting en loopt eng en snel voorbij de sperrende medespeler. Doordat verdediger 2 gesperd wordt moet verdediger 3 uitstappen en de balbezitter "overnemen".

Spelsystemen en Concepten

Een spelsysteem met vele keuzemogelijkheden biedt flexibiliteit en maakt het moeilijk voor de tegenstander om de aanval te voorspellen. Snel midden uit nemen is een optie en mogelijk plaats in het midden in.

Voorbeelden van Spelconcepten

  1. Spelen met de cirkelspeelster.
  2. Zelf schieten.
  3. Spelen volgens een concept.

Spelconcept naar Links

De midden opbouwspeelster zet het spelconcept naar links in. Dit kan op verschillende manieren:

  1. Aanzetten.
  2. Spelen met de opbouwspeelster.
  3. Rechter opbouwspeelster aanspelen van linker opbouwspeelster.
  4. Spelen naar midden opbouwspeelster.

Het afspelen gebeurt zoveel mogelijk voorlangs. De midden opbouwspeelster zet het spelconcept naar links in.

Lees ook: Hemelvaart Handbal: Programma en Meer

  1. Aanzetten.
  2. Spelen met de opbouwspeelster.
  3. Rechter opbouwspeelster aanspelen van linker opbouwspeelster.
  4. Een afzetsper op de 3e verdediger.

De linker hoekspeelster maakt dreiging waardoor de 2e verdediger moet helpen.

Combinaties

De combinatie van 1 positie met 2 andere posities, naar buiten trekken, zetten, kijken zullen een aanpassing moeten doen in het aantal. Meerdere mensen op deze posities voorkomt dat er vanuit de opbouwspeelsters gespeeld wordt. Het spel wordt naar rechts gebracht, de hoekverdediger weer naar rechts. Zetten op de 3e verdediger en terug te haken tussen 1 en 2. De cirkelspeelster zet een afzetsper op de 2e verdediger.

Laatste Seconde Tactieken

In de laatste seconde van de wedstrijd moet men direct afsluiten. De speelsters staan naast elkaar met de hand richting bal. Eén speelster heeft de bal vast. Op het fluitsignaal gaan alle speelsters in beweging.

Verdedigende Tactieken

Hoewel dit artikel zich primair richt op aanvallende tactieken, is het belangrijk om te begrijpen hoe verdedigende tactieken de aanval beïnvloeden.

Verdedigingssystemen

Er zijn verschillende verdedigingssystemen, elk met hun eigen voor- en nadelen. Zo heeft bijvoorbeeld een 6-0 verdediging een maximale breedte en een grote dichtheid, daar waar een 4-2 verdediging veel meer diepte heeft. Onder leiding van Vlado Stenzel werd de Joegoslavische nationale ploeg in 1972 Olympisch kampioen met een verdediging die de meeste voordelen van de andere verdedigingssystemen in zich had: een 3-2-1 verdediging. Ondertussen werden heel wat variaties van deze verdediging toegepast: klein en hoog (naargelang er weinig of diep wordt uitgestapt); pivotgebonden (de zogenaamde Deense 3-2-1) en de 3-2-1 met libero waarmee de Kroaten Olympisch kampioen werden op de spelen van Atlanta in 1996.

De Klassieke Joegoslavische 3-2-1 Verdediging

Hieronder bespreken we in het kort de klassieke Joegoslavische 3-2-1 waarin de midachter balgebonden blijft. Bij balbezit van de midden-opbouwer is de basisopstelling zeer duidelijk te zien:

  • 3 verdedigers staan opgesteld ter hoogte van de doelgebiedlijn.
  • 2 verdedigers staan op ongeveer 8 meter.
  • 1 verdediger speelt ter hoogte van de stippellijn.

Als we de zones van alle verdedigers inkleuren is vrij duidelijk te zien dat de dichtheid van deze verdediging maximaal is en er in het centrum voor de balbezitter bijna geen doorkomen is.

Rol van de Verschillende Verdedigers

  • Hoekverdediger: Zorgt ervoor dat de hoekaanvaller met bal niet kan doorbreken. Als de bal wordt doorgespeeld schuift hij mee naar binnen om de dichtheid van de verdediging te vergroten. Deze verdedigers stappen weinig of niet uit op hun aanvaller.
  • Midachter: De positie van de midachter is volledig afhankelijk van de positie van de bal. Hij probeert immers altijd tussen eigen doel en de bal te blijven. Op die manier kan hij niet alleen doorbraken van spelers met bal opvangen (als de verdediger in de 1e lijn het duel verliest en gepasseerd wordt) maar is hij tevens in staat om doelworpen af te blokken. Tenslotte is hij altijd verantwoordelijk voor de cirkelspeler als deze zich aan de kant van de bal bevindt.
  • Verdedigers op de 2-positie: Stappen steeds uit om de afstandsworpen te beletten. De opbouwer moet tevens gestopt worden en mag zeker niet naar het centrum toe kunnen passeren. Als de bal pass verder doorgespeeld wordt zakt hij zo snel mogelijk in om de balweg naar de cirkelspeler af te schermen. Is de opbouwer aan de andere kant in balbezit en staat de cirkelspeler aan de eigen kant dan moet hij de diagonaalpass naar de cirkelspeler verhinderen.
  • Eén-verdediger of de top: Is verantwoordelijk voor de midden-opbouwer. Als de linker- of rechteropbouwer kan doorbreken naar het centrum toe dan moet hij hulp bieden.

Individuele Techniek en Vaardigheden

Naast tactisch inzicht is individuele techniek cruciaal voor succes in handbal.

De Sprongworp

De SPRONGWORP blijft één van de meest gebruikte technieken om naar doel te werpen.

  • Een sprongworp met de nadruk op de vertikale component en waarbij de voorwaartse verplaatsing eerder gering is - men tracht zo hoog mogelijk te springen alvorens te werpen.
  • Na het vangen van de bal volgen 3 passen (voor een rechtshandige is dit links / rechts / links) - wordt de bal in zweeffase gevangen dan is de landing een nulcontact en mag men hierna nog 3 passsen zetten met de bal.
  • Het zwaaibeen blijft gebogen - op het ogenblik van het werpen zelf moet het zwaaibeen krachtig naar achter gestekt worden.

Dribbelen

Bij het dribbelen wordt de bal telkens met één hand op de grond gebotst. Het is een continue beweging waarbij de bal slechts mag gespeeld worden in op- en neerwaartse beweging (de basketbaldribbel is in het handbal niet toegestaan). De hand blijft dus steeds boven de bal en de beweging wordt van uit de pols gestuurd. Bij iedere opwaartse beweging wordt de bal geamortiseerd om een neerwaartse beweging in te zetten. Dit amortiseren moet soepel zijn. Niet slaan op de bal!! De vingers zijn lichtjes gespreid om een groot contactoppervlak met de bal te bekomen. De bal wordt voor en naast het lichaam gedribbeld met de hand die het verst van de verdediger is verwijderd om aldus de bal met het eigen lichaam te kunnen beschermen. Als men na het dribbelen de bal opvangt met beide handen mag men niet meer opnieuw dribbelen; men moet een pass geven of naar doel werpen na maximaal drie steunen.

Het Beperken van Dribbelen

Als we de evolutie van de tegenaanval in het moderne handbal beschouwen zullen we het dribbelen zoveel mogelijk trachten te beperken. Meer en meer wordt de tegenaanval een georganiseerde collectieve aanvalsbeweging waarbij iedere speler een tactische opdracht te vervullen heeft, waarbij zijn observatie van het spel onontbeerlijk is en een dribbelbeweging hem daarvan toch altijd in zekere mate weerhoudt.

Schijnbeweging met Dribbel

Bij de zogenaamde handbaldribbel maken we maximaal gebruik van de loopregel binnen de handbalreglementen. We mogen 3 passen maken met de bal en dreigen met een doelworp. Als de verdediger reageert stuiten we de bal, vangen hem weer op en doen opnieuw drie passen waarna de doelworp volgt. Men kan deze beweging ook uitvoeren met een sprong. De bal moet dan worden gestuit voor de landing van de speler op de grond.

Verdedigen: Basisprincipes

Daar we bij beginnelingen hoofdzakelijk een offensieve verdediging spelen moet de techniek van het verdedigen ook hierop afgesteld zijn. Het verdedigen van een speler zonder bal heeft als doel de vrije ruimte voor de aanvaller af te schermen en het voor de balbezitter moeilijk maken om hem een pass te geven. Daarbij beweegt de verdediger zich tussen de aanvaller en zijn eigen doel. De afstand tussen de verdediger en de aanvaller is afhankelijk van de snelheid van de tegenstrever en de afstand tot het doel. Hoe sneller de aanvaller hoe groter de afstand. Hoe dichter bij het doel hoe kleiner de afstand om onmiddellijk de aanvaller te kunnen storen of om contact met hem te maken. Daarbij is het belangrijk om de werparmzijde goed af te schermen. Verder is het beter de aanvaller naar die richting te sturen waarin hij minder gevaarlijk is - meestal is dit de buitenkant van het terrein.

Verdedigende Houding

Een goede verdediger staat NOOIT in een ontspannen houding. Hij moet op elk moment in staat zijn zich zodanig te verplaatsen dat hij de aanvaller kan afstoppen vooraleer deze gevaarlijk wordt. De uitganshouding wordt gekenmerkt door licht voorwaarts gespreide en gebogen benen, een iets voorover gebogen romp en enigszins geheven armen. De verplaatsingen zijn meestal kort, in alle richtingen en steeds met richtingsveranderingen. Dit zijn korte zijwaartse verplaatsingen waardoor de verdediger de bal en de verplaatsingen van de aanvallers kan volgen.

Uitstappen

Om te vermijden dat aanvallers van op afstand naar doel werpen moet de verdediger uitstappen en de balbezitter tegemoet treden. Het uitstappen gebeurt richting werparm van de aanvaller. Ten opzichte van een rechtshandige aanvaller betekent dit dat de verdediger met zijn linkerhand contact zoekt met de bal en indien dit niet mogelijk is met de werpschouder en met zijn rechterhand naar de romp of de heup van de balbezitter. Natuurlijk blijft de verdediger ook hier steeds tussen de aanvaller en het eigen doel. De voeten staan steeds in een lichte spreidstand voorwaarts. Hierbij zijn de knieën en de heup lichtjes gebogen.

Dribbelende Aanvaller Verdediging

Dribbelt de aanvaller met de rechterhand dan moet de verdediger proberen de bal met de linkerhand weg te spelen. De linkervoet staat hierbij voor. Vervolgens verandert men snel van richting door de rechtervoet zo ver mogelijk opzij naar rechts te plaatsen en het lichaamsgewicht op de rechtervoet over te brengen. Tenslotte wordt hierbij aansluitend het linkerbeen schuin voorwaarts in de richting van het doel geplaatst. Terwijl men de verdediger voorbij gaat komt het lichaamsgewicht nu terug op het linkerbeen waarna de doelworp of de pass volgt.

Jeugdhandbal: Plezier en Ontwikkeling

Handbal is een dynamische en aantrekkelijke sport, zeker in de jeugdcategorieën. Een belangrijk aspect van handbal is het tactische element, dat al op jonge leeftijd kan worden aangeleerd. Bij jeugdhandbal staat plezier voorop. Het draait om het ontwikkelen van een duidelijke spelvisie en het stimuleren van de groei van jonge spelers.

Basisspelregels voor de Jeugd

Om een goede basis te leggen, is het belangrijk om de basisspelregels te kennen:

  • Stuiten en tippen: Na het vangen van de bal mag de speler onbeperkt tippen.
  • Aantal passen: Met de bal in de hand mag de speler drie passen maken.
  • 3-secondenregel: Een speler mag de bal maximaal 3 seconden vasthouden.
  • Beginworp: Na een doelpunt begint het andere team met een beginworp vanaf de middenlijn.
  • Inworp: Soms moet er gewacht worden op het fluitsignaal van de scheidsrechter voordat een inworp genomen mag worden.
  • Uitworp: De keeper moet de uitworp altijd vanuit het doelgebied nemen.
  • Strafworp: De speler die de strafworp neemt, staat achter de strafworplijn.
  • Passief spel: Een team moet een duidelijke poging doen om aan te vallen of een doelpunt te maken.

De Rol van de Keeper in Jeugdhandbal

De keeper speelt een cruciale rol in het handbal, en dit geldt zeker ook voor de jeugd.

  • Positie kiezen: De keeper moet zich positioneren op basis van de positie van de bal en de aanvallers.
  • Anticiperen: Een goede keeper leest het spel en anticipeert op de acties van de aanvallers.
  • Communicatie: De keeper moet communiceren met de verdediging om hen te helpen bij het positioneren en het blokkeren van schoten.
  • Snelle uitworp: Na een redding kan de keeper snel een uitworp geven om een snelle tegenaanval te lanceren.

1-op-1 Dekking en Tactiek

Bij een 1-op-1 dekking is het belangrijk om altijd de eigen aanvaller en de bal in de gaten te houden. De verdediger probeert in beweging te blijven, zodat hij/zij tussen de aanvaller en de keeper in staat.

Leeftijdsspecifieke Speelwijze

De jeugd is onderverdeeld in verschillende teams: H (5-6 jaar), F (7-8 jaar), E (9-10 jaar), D (11-12 jaar), C (13-14), B (15-16) en A (17-18). In de leeftijdscategorieën H, F, E en D jeugd kunnen jongens en meisjes samen spelen. Daarnaast spelen ze op kleinere velden en in kleinere teams.

Handbalregels: Een Overzicht

Het handbalreglement is complex en bevat vele 'als …, dan' relaties. Hieronder volgt een samenvatting van de belangrijkste regels:

  1. Team samenstelling: Een team kan bestaan uit maximaal 14 spelers. Zeven spelers staan op het veld (6 veldspelers en 1 doelverdediger) terwijl de overige 7 spelers van het team optreden als wisselspelers. Tussen de veld- en wisselspelers is een vliegende wissel mogelijk.
  2. Speelduur: Een handbalwedstrijd bestaat gewoonlijk uit twee speelhelften van 30 minuten. Bij de jeugd kiest men deels ook voor kortere speeltijden.
  3. Speelveld: Het speelveld meet 40 x 20 meter en wordt door talrijke lijnen begrensd en doorsneden.
  4. De Handbal: De handbal is gemaakt van kunststof of leer. De diameter van de bal varieert al naargelang geslacht en leeftijd van de teams.
  5. Balbezit: Staande mogen de spelers de bal slechts drie seconden vasthouden. Met de bal in de hand mogen zij slechts drie stappen doen.
  6. Toegestane acties: De bal mag met de handen, armen, hoofd, romp, bovenbeen of knie worden geworpen, opgevangen, gestopt en met hand of vuist worden geslagen.
  7. Fouls en straffen: Als een speler er door vastgrijpen, omklemmen, stoten en vasthouden op een onsportieve manier aan wordt gehinderd de bal te werpen, wordt dit gezien als een foul en wordt doorgaans bestraft met een vrije worp.
  8. Beginworp: De beginworp wordt na het beginsignaal van de scheidsrechter in het midden van het speelveld uitgevoerd.
  9. Vrije worp: De vrije worp wordt uitgevoerd als gevolg van overtredingen, bijvoorbeeld als een speler van de aanvallende ploeg binnen de doelcirkel komt.
  10. Inworp: Als de bal buiten het speelveld komt, wordt de inworp uitgevoerd.
  11. Uitworp: De uitworp wordt uitgevoerd door de doelverdediger en vindt plaats als de bal over de doellijn het speelveld verlaat.
  12. 7-meter worp: Als een duidelijke doelkans wordt verhinderd door een foul of door het betreden van het doelgebied, wordt de gelijkheid van kansen weer hersteld door een 7-meter worp.

tags: #handbal #aanvallende #tactieken