De Dik Trom Toernooi Geschiedenis: Een Verkenning van Illustraties en meer

Dit artikel duikt in de wereld van de historische verhalen van C. Joh. Kieviet, met een focus op de illustraties die deze verhalen door de jaren heen hebben verrijkt. Hoewel Kieviet zelf niet direct de aanleiding is voor dit artikel, staat het werk van de tekenaars centraal. We laten Dik Trom even voor wat het is en richten ons op de plaatjes bij de verhalen over verleden tijden, waarbij we de evolutie van illustraties in kinderboeken in het algemeen belichten.

Kieviet's Historische Verhalen

C. Joh. Kieviet schreef diverse historische verhalen, waarvan sommige een opmerkelijke populariteit genoten en vele herdrukken beleefden. Fulco de Minstreel, bijvoorbeeld, is een populair boek gebleven vanaf de eerste uitgave in 1892 tot de meest recente in 1985. Ook andere werken, zoals In woelige dagen (1894), Het Slot op den Hoef (1897) en Uit den riddertijd, spelen zich af in de riddertijd. Twee verhalen uit de Franse tijd, In ‘Den Otter’ (1908) en De duinheks (1913), zijn eveneens vaak herdrukt. Andere boeken van Kieviet over episodes uit de vaderlandse geschiedenis, zoals De Jongens van Oudt Holland (1904), De Kennemer vrijbuiter (1905) en Slaet op den Trommele (1901), waren minder succesvol op lange termijn.

Illustraties door de Jaren Heen

Dit artikel bespreekt hoe de veelgelezen boeken van Kieviet in de loop van bijna een eeuw geïllustreerd zijn. Welke passages en personen werden afgebeeld? Wat is kenmerkend voor hun stijl en techniek? Geeft deze vergelijking door de tijd een bepaalde ontwikkeling te zien en valt daarin iets op dat specifiek is voor historische verhalen? Er is geprobeerd om een zo volledig mogelijk overzicht te krijgen van de uitgaven die er verschenen zijn van deze, vanaf de eerste druk tot de meest recente uitgave.

Bij het zoeken naar materiaal kwamen soms eigenaardige zaken aan het licht. Een uitgave van Het Slot op den Hoef vermeldt op de titelpagina dat de illustraties zijn van C. Koppenol, zoals ook in de eerdere drukken het geval was. Maar op de plaat naast de titelpagina is duidelijk de signatuur van de werkelijke tekenaar te herkennen en dat is Daan de Vries.

Vroege Illustratoren: Braakensiek en Koppenol

De eerste druk van Fulco de Minstreel uit 1892 is geïllustreerd door Johan C. Braakensiek, die ook de vertrouwde plaatjes bij Dik Trom tekende. Braakensiek, in zijn tijd vooral bekend als politiek tekenaar, was een kenner van de vaderlandse geschiedenis en illustreerde veel historische verhalen van Kieviet. De vier volpaginaplaten zijn rastercliché's. Bij deze techniek kan gewassen inkt gebruikt worden om meer toon en nuances van licht en donker aan te brengen, waardoor de platen een schilderachtig effect krijgen. Ze moeten op speciaal papier worden gedrukt en daarom zijn het er meestal vier op één katern gedrukt.

Lees ook: Informatie over het Regio Voetbal Toernooi

Braakensiek tekent met een zekere ongedwongenheid, die hij vooral bereikt door de plaatjes tussen de tekst te tekenen en het kader om de plaatjes voor een deel open te laten. Hij geeft het kader ook vaak een ongebruikelijke vorm, vaak steekt er buiten het kader nog iets uit, dat daardoor extra accent krijgt. Tekst en tekeningen gaan door die speelse effecten echt in elkaar over. De afbeeldingen krijgen daardoor het karakter van een toevallige blik van de toeschouwer op het gebeuren, die als het ware een spion is, die even om de hoe meekijkt. Expliciet tekent hij dat in De duinheks, waar Hannes, een spion voor de Fransen, de twee als vissersvrouwen verklede jongens volgt. Braakensiek tekent meer reacties dan taferelen en daarmee maakt hij de lezer nieuwsgierig. Het protest van de vissers tegen het loten voor het Franse leger beeldt hij uit met een tekening van één woedende vissersvrouw, die met gebalde vuist de lezer aankijkt. Zoveel mogelijk kiest Braakensiek de humoristische gebeurtenissen en trekjes van de verhaalpersonages. De Franse gezagsdragers tekent hij met goedmoedige spot.

Daarentegen zijn de platen van C. Koppenol voor de eerste druk van Het Slot op den Hoef (1897) nogal stijf en dragen ze weinig bij aan de sfeer van het verhaal. Ze geven evenmin een specifiek beeld van de tijd waarin het verhaal speelt.

Vernieuwing en Diversiteit: Van Houtsneden tot Dubbele Pagina's

In de periode waarin de belangstelling voor de houtsnede herleefde, maakte Daan de Vries vier houtsneden voor Het Slot op den Hoef (6de druk, 1926). Kenmerkend voor de houtsnede is het strakke en gestyleerde van het ontwerp en de onderdrukking van het perspectief. Levendige taferelen kun je niet verwachten, maar de platen kunnen soms wel sfeer en spanning overbrengen.

Rie Reinderhoff tekende bij Het Slot op den Hoef (7de druk, 1937) vier platen die kenmerkend zijn voor hun tijd, met hun heldere compositie, duidelijke contouren en een gesloten kader. Reinderhoff tekende heel gedetailleerd. Ze verrichtte veel studie, voordat ze ging tekenen en ze heeft vooral oog voor de kleding en de houding van mensen. De afbeelding van het burchtplein van het slot, waar de steltlopers hun kunsten vertonen, geeft zo een volledig uitgewerkt beeld van een kasteel, met alle mensen die toen zo'n slot woonden. Alle details van de voor- en achtergrond zijn toch één geheel door de weloverwogen compositie. De steltlopers die op het meisje Ite afkomen, lopen in diagonale richting, recht op de lezers af en tegen de leesrichting in. Hoe een diagonale lijn beweging aan de tekening geeft, is nog duidelijker te zien in één van de platen uit Fulco de Minstreel (6de druk, 1935). Fulco en Peer vluchten met het kind van Vianen voor hun achtervolgers. De kwaliteit van de tekeningen van Rie Reinderhoff (t/m de 9de druk in 1955) valt nog meer op, als we die vergelijken met die van J.W. Heyting in de 10de druk. Hij illustreerde precies dezelfde vier passages als Reinderhoff en de afbeeldingen lijken ook voor een groot deel op elkaar. Maar op essentiële punten verschilt de compositie van Heyting van die van Reinderhoff. Hij laat de paarden van Fulco en Peer met de leesrichting meelopen en dat vermindert de vaart in de tekening. In de afbeelding van Gijsbrecht die na zijn overwinning van het toernooi naar Bertha toerijdt geeft Reinderhoff haar tekening een diagonale lijn, waarbij zowel de blik van Gijsbrecht als zijn paard en ook de armen van de toeschouwers wijzen in de richting van de centrale figuur van Bertha.

Rein van Looy maakt vrij vlakke tekeningen, zonder veel toon en schaduwwerking. Hij maakt voor zijn platen veelvuldig gebruik van dezelfde opzet voor de compositie: een grote figuur of iets anders in de hoek op de voorgrond, met een doorkijkje naar de achteren, waardoor de blikrichting naar de achtergrond van de tekening wordt geleid. In In woelige dagen (6de druk, 1953) bevat zo'n tekening van de intocht van graaf Willem in Haarlem, waarbij de figuur van de graaf centraal staat, maar toch niet op de voorgrond treedt. In In ‘Den Otter’ (7de druk, 1956) beeldt hij de gendarme Narot uit, die de jongens achterna zit. Narot zit uitgeput, met gebalde vuist, op de voorgrond en in de achtergrond zie je de jongens weghollen. Het eigenlijke onderwerp van de tekening is wel wat erg op de achtergrond geraakt.

Lees ook: Informatie over het Volleybal Jeugd Toernooi in Vaassen

Rien Poortvliet ontwerpt de dubbele pagina als één geheel. Narot en de jongens uit In ‘Den Otter’ (8ste druk 1971) plaatst hij op twee naast elkaar liggende pagina's. De situatie is daardoor duidelijk en de snelheid waarmee ze het op een lopen zetten, komt goed tot zijn recht. Poortvliet tekent Narot ook als een echte Fransman, met een smal gezicht en donker haar. Bij het oproer van de vissers uit Katwijk in De duinheks (8ste druk, 1966) is op elk gezicht in de menigte de uitdrukking van woede duidelijk af te lezen. Op de achtergrond is het vuurtorentje van Katwijk herkenbaar. Poortvliet schuwt de strijdtonelen uit de riddertijd niet. Dergelijke breed opgezette taferelen lenen zich bij uitstek voor een afbeelding op de dubbele pagina, boven- of onderaan de tekst. De beslissende strijd tussen Gijsbrecht en Vianen uit Fulco de Minstreel (12de druk, 1966) is een bewogen tekening. doorstane ontberingen te zien zijn (in tegenstelling tot bijvoorbeeld de plaat van Rie Reinderhoff bij het laatste hoofdstuk). Op de achtergrond zien we de al opgerichten galgen en het begin van de opstand tegen Van Borselen is zichtbaar gemaakt in de houding en gelaatsuitdrukking van de omstanders. Poortvliet geeft zo een beeld van de plaats en de tijd waarin het verhaal zich afspeelt, terwijl hij tegelijkertijd ook zorg draagt voor sfeer en karaktertekening. Dat hij waarde hecht aan de informatieve functie van plaatjes bij deze verhalen blijkt o.a. als Kieviet de belegeringswerktuigen, de kat en de blijde, beschrijft. Poortvliet tekent daarvan dan een duidelijke afbeelding (iets wat wij vroeger misten!).

Recente Interpretaties en Boekverzorging

Voor het kaft en de band wordt niet meer een scène uit het verhaal afgebeeld, maar de titel, dus de hoofdpersoon, of de plaats waar het verhaal zich afspeelt. De bandtekening loopt door op de achterkant. De verhalen zijn bewerkt, en voorzien van een inleiding over de historische achtergronden van de verhalen: als afsluiting een biografie van Kieviet. Of de grote platen van Marie Sophie Méjan even geslaagd zijn als de tekst is nog de vraag. Ze heeft een losse, schetsmatige manier van tekenen, die veel ruimte laat voor de fantasie van de lezers, maar die ook kan leiden tot onduidelijkheid. In de ‘bekende’ tekening van Fulco en Peer is het tweede paard niet goed te onderscheiden op de tekening en het gezicht van Peer zou dat van een vrouw kunnen zijn. De wapperende haren moeten een suggestie van vaart geven, maar de compositie draagt daar niet toe bij, want de paarden lopen parallel aan de tekstregels en met de leesrichting mee.

Dick de Wilde, die de drie nieuwe uitgave van Kluitman in 1982 illustreerde, tekende voor Fulco de Minstreel niet alleen de ‘bekende’ passages, maar ook scènes die niet eerder geïllustreerd waren. Hij tekent altijd met veel kleine zwarte lijntjes, zodat zijn tekeningen in de verschillende boeken vrij donker lijken en weinig verschillen in sfeer. Soms weet hij een gelaatsuitdrukking goed te treffen, zoals de wanhopige uitdrukking van Ite bij de inval in Het Slot op den Hoef. (1985) bevat tekeningen van Jaap Nieuwenhuis. Met een combinatie van pen en gewassen inkt tekent hij met een losse toets; niet precies uitgewerkt, maar wel met oog voor de details van betekenis. Als hij de groep muzikanten rond de minstreel uitbeeldt, tekent hij ook de wijnkroezen en de fakkelverlichting. Zelfs in de kleine plaatjes hebben de gezichten, hoe summier ook aangeduid, toch uitdrukking.

Lees ook: Padelclubs en toernooien Rijswijk

tags: #dik #trom #toernooi #geschiedenis