De honkbalwereld staat nooit stil. Achter de schermen wordt er constant gewerkt aan de voorbereidingen voor het volgende seizoen, de evaluatie van talent en de ontwikkeling van spelers. Namen als Byron Ward spelen hierin een cruciale rol. Dit artikel werpt een blik op verschillende aspecten van de honkbalsport in Nederland, van teamindelingen en talentontwikkeling tot de impact van legendarische figuren en de statistieken die het verhaal vertellen.
Teamindelingen en Technische Commissies
Een belangrijke stap in de voorbereiding op een nieuw honbalseizoen is de indeling van de teams. Dit gebeurt vaak onder leiding van een technische commissie. In het geval van jeugdteams, zoals aspiranten en junioren, delen de coaches van het voorgaande seizoen hun ervaringen met deze commissie. De commissie, soms geleid door een persoon als Byron Ward, heeft de taak om de spelers in te delen in teams van een vergelijkbaar niveau.
Om een zo evenwichtig mogelijke teamindeling te realiseren, worden er soms try-outs gehouden met spelers over wie de coaches nog twijfelen. De teamindeling is echter nooit helemaal definitief. In de aanloop naar het nieuwe seizoen kunnen er nog wijzigingen optreden, bijvoorbeeld door de komst van nieuwe spelers van andere clubs of door ontwikkelingen tijdens de wintertraining. Daarnaast zijn verenigingen vaak op zoek naar assistent-coaches en andere vrijwilligers die willen helpen als teammanager, scorer, masseur of lijnentrekker.
Talentontwikkeling in Nederland: Een Analyse
De Koninklijke Nederlandse Baseball en Softball Bond (KNBSB) is in 2008 begonnen met het opzetten van honkbal academies, met als doel meer en betere talenten af te leveren. Het idee hierachter was om het gat met de wereldtop te verkleinen en een betere uitstroom te creëren naar de nationale seniorenselectie en het internationale profcircuit. Het CTO (Centrum voor Topsport en Onderwijs), het vervolgtraject na de academy, zou volgens sommigen zelfs tot het beste trainingscentrum van Europa behoren.
Maar wat heeft deze professionalisering nu, 12 jaar na de invoering, opgeleverd voor het Nederlandse honkbal? Is het gat met landen uit Amerika en Azië enigszins gedicht? En hoe stromen individuele spelers uit in het internationale profcircuit nadat ze de talentopleiding hebben doorlopen? Om deze vragen te beantwoorden, is het belangrijk om te kijken naar de periode voor en na de invoering van de professionalisering in 2008.
Lees ook: Het leven van Harry Kruyssen
Honkbal in Nederland voor de professionalisering
Honkbal werd relatief laat geïntroduceerd in Nederland, waardoor Nederland in Europa vooroploopt. In 1974 speelden de Nederlandse junioren (U18) hun eerste EK en in 1975 de Nederlandse cadetten (U15). Hiermee zette de KNBSB de eerste stappen om talent in Nederland actief te ontwikkelen. Nationale cadetten- en juniorenselecties namen deel aan het jaarlijkse EK, waarbij de junioren mogelijk ook een WK of Koningrijk spelen. In de winter werden er centrale trainingen georganiseerd voor 15- en 18-jarigen. Talentvolle spelers die na de junioren uitstroomden, kwamen vaak in de Nederlandse hoofdklasse terecht, en een enkeling in Amerika.
Tussen 1990 en 2006 nam de juniorenselectie 13 keer deel aan een WK, met een 5e plaats als beste resultaat. De senioren deden tussen 1970 en 2006 16 keer mee aan een WK en eindigden vaak in de middenmoot. Ondanks dat Nederland op amateurniveau nog niet kon meekomen, werden er in deze periode al flink wat Nederlanders professional in Amerika. Antilliaanse spelers waren en zijn nog steeds sterk vertegenwoordigd in de Nederlandse jeugd- en seniorencompetities en in de nationale teams. Vaak kwamen deze spelers pas na hun middelbare school naar Nederland vanwege werk- of studiemogelijkheden.
De introductie van de Baseball Academy’s
In 2000 begon de KNBSB, onder leiding van directeur Robert Eenhoorn, met het veranderen van de talentontwikkelingslijn. De eerste baseball Academy werd opgericht, en in 2007 werden er drie academy’s aan toegevoegd. Dit traject bestond voornamelijk uit extra trainingen die kinderen konden krijgen naast de al bestaande clubtrainingen.
De talentontwikkelingslijn in Nederland wordt grotendeels bepaald door de vier Nederlandse Baseball Academy’s. Kinderen doorlopen hier een traject van zo'n 5 à 6 jaar, waarbij er op basis van een aangepast schoolprogramma zo'n 5 dagen in de week wordt gehonkbald. Elke academy heeft een aspiranten team (12-15 jr) en een junioren team (15-18jr). Dit betekent dat spelers niet meer uitkomen voor de club waar ze begonnen zijn. De academy’s worden aangestuurd door een fulltime academy manager en getraind door zo’n 10 parttime trainers/coaches. De beste spelers uit de academy’s maken kans om te worden opgenomen in nationale selecties, zoals U15 of U18. "Supertalenten" kunnen vanaf 16-jarige leeftijd overstappen naar het CTO (Centrum voor Topsport en Onderwijs), waar studie wordt gecombineerd met een intensief trainingsprogramma en specialistische begeleiding. Spelers worden hier voorbereid op uitstroming naar college of het profcircuit. Na de academy stromen spelers waar mogelijk de seniorencompetities in. De grotere talenten komen nog in aanmerking voor de nationale selectie van U23, die ook deelneemt aan het EK of, indien gekwalificeerd, het WK. Sinds 2017 doet ook de nationale selectie van het U12 team mee aan het EK.
Resultaten na de invoering van de Academy’s
Op Europees niveau is het opvallend dat het U12 team sinds de eerste deelname in 2017 na 4 deelnames maar 1 keer de finale heeft weten te halen en geen enkele keer 1e is geworden. De U18 strijdt net als voor 2008 met Italië om de 1e plek. Op mondiaal niveau heeft de U12 zich nog nooit weten te kwalificeren voor een WK. De U15 heeft zich 1 keer weten te kwalificeren en werd toen van de 12 teams 8ste. De U18 heeft tussen 2008 en 2019 5 keer deelgenomen en eindigde op uitzondering van 2010 alle keren bij de laatste 4 of 5 teams. Na 2008 zijn er in totaal 33 spelers afgereisd naar Amerika om daar onder contract voor een prof organisatie te spelen. Van de 33 Nederlandse spelers is er geen 1 speler doorgedrongen tot de Major League (het hoogste niveau). 32 spelers zijn niet hoger gekomen dan het 2de niveau, namelijk het Single A niveau.
Lees ook: Wendy Bussum Honkbal: Jouw nieuwe team?
Analyse van de talentontwikkeling
De cijfers op Europees en mondiaal niveau laten geen significante verbetering zien na de invoering van de academy’s. Nationale aspiranten- en juniorenselecties worden niet opvallend vaker Europees kampioen en eindigen ook niet significant hoger op Wereldkampioenschappen. Landen als Tsjechië, Italië en Duitsland hebben op EK’s in deze leeftijdsklasse laten zien de meerdere te zijn van Nederland. Vooral de daling in de uitstroom naar het internationale profcircuit is opvallend. Waar voor 2008 maar liefst 37% van de spelers het op 1 na hoogste niveau haalde in Amerika, de Triple A, haalt na 2008 nog maar 3% dit niveau.
De talentontwikkeling op Curaçao is sinds 1996 in een stroomversnelling geraakt. Met slechts 160.000 inwoners is Curaçao procentueel de grootste leverancier van de Amerikaanse Major League. De KNBSB is sinds deze stroomversnelling dan ook steeds meer Antilliaanse spelers gaan toevoegen aan haar eigen nationale jeugd- en seniorenselecties. Zo bestond de kampioensselectie van 2011 voor meer dan 50% uit Antilliaanse spelers.
Verbeterpunten voor de talentontwikkeling
Talentvolle spelers waren voor 2008 vooral aangewezen op hun clubs, privé initiatieven, dan wel (hun) vaders die zelf hadden gehonkbald. Met de komst van de Academy’s in 2008 heeft de KNBSB bewust steeds méér een monopolie opgeëist met betrekking tot de talentontwikkeling in Nederland. Allereerst schort het aan een totaalvisie voor de talentenlijn. Volgens Stefaan Eskes zou die visie er sinds enkele jaren wel liggen voor het CTO (16 jarigen en ouder), maar is deze nooit doorgewerkt naar de jongere leeftijdscategorieën. Binnen de huidige Academy’s worden verschillende aanpakken gehanteerd en is er binnen de nationale jeugdselecties te weinig sprake van een eenduidige lijn. Veel trainers geven training vanuit hun eigen visie, met als gevolg een "ratjetoe" aan instructies, terwijl er vanuit de KNBSB geen toezicht of handhaving is met betrekking tot een vaste trainingslijn.
Naast een heldere visie schort het ook aan kennis. Er zijn te weinig trainers die kennis hebben van wat er nodig is om tophonkbal te spelen. De KNBSB staat niet open voor programma’s van andere landen, zoals Curaçao. Er wordt weinig gekeken naar de kern van de honkbalvisie van bijvoorbeeld Curaçao. Trainingen waar kinderen van jongs af aan, vaak 1 op 1 met de trainer, al gedetailleerde instructies krijgen met betrekking tot gooien, slaan, vangen, fielden, honklopen en spelinzicht, zijn in Nederland zeldzaam.
Conclusies en Aanbevelingen
Het rendement van de Academy’s is bijzonder laag. Van de 120 kinderen die er jaarlijks opgeleid worden, stromen er gemiddeld per jaar slechts 3 uit als professional in Amerika (die na ongeveer 2 jaar overigens weer ontslagen worden). Ook de uitstroom naar de nationale seniorenselectie is nihil geworden. De Academy’s hebben ook een remmende werking op de reguliere clubs.
Lees ook: Wat is het verschil?
In plaats van academy’s zou de KNBSB veel beter in overleg met de grote clubs goede degelijke en centrale trainingen kunnen opzetten. Er is een visie nodig die doordringt tot in alle leeftijdscategorieën, waarin alle trainers een zelfde verhaal vertellen met betrekking tot de aanpak, waarin geëvalueerd wordt en gecheckt wordt of doelen worden behaald. Bij het opzetten van een dergelijke visie zijn samenwerkingen met landen die hun succes bewezen hebben juist belangrijk. Namelijk dat men vooral op jongere leeftijd moet beginnen in plaats van op latere leeftijd. Japan, Amerika en ook Curaçao beginnen met het aanbieden van een sterke en brede basisvorming vanaf de leeftijd dat het kind begint, terwijl de KNBSB het standpunt huldigt dat dit pas vanaf 12 jaar nodig is en geïntensiveerd moet worden op 16-jarige leeftijd.
De KNBSB doet er goed aan om eerst een degelijk programma op te zetten voor jonge kinderen met een brede basis, van gooien, fielden, slaan en vangen alvorens met 16-jarigen intensief aan de slag te gaan. Er staat voor de jeugdtalentontwikkeling inclusief het nationale seniorenteam wel een professioneel kader met een voor Nederlandse honkbalbegrippen ruim budget, terwijl er op de begroting van de breedtesport nauwelijks investeringen zijn te zien om honkbal in de breedte te stimuleren.
Het Verlies van een Legende: Loek Loevendie
Naast de statistieken en analyses is het belangrijk om stil te staan bij de mensen die de sport maken tot wat hij is. Het overlijden van Loek Loevendie, erelid van SV RAP en een icoon binnen Amsterdam Pirates, is een groot verlies voor de Nederlandse honkbalgemeenschap. Loevendie, ook wel bekend als Ome Loek, was een drijvende kracht achter de jeugdafdeling van de club en heeft een enorme impact gehad op de ontwikkeling van vele honkbaltalenten.
Loek Loevendie richtte in 1959 samen met anderen een honkbalafdeling op bij voetbalclub Rap. Hij zag al snel het belang van jeugd en vormde jeugdteams. Ome Loek kon zich urenlang bezighouden met het trainen en coachen van jeugdspelers, vooral in de pupillen- en aspirantenleeftijd. Vanaf 16-jarige leeftijd kreeg hij ervaring als jeugdcoach. Tegen het einde van de jaren zestig plaatste hij regelmatig advertenties in weekkranten om zoveel mogelijk jeugd aan het honkballen te krijgen. Na een training werd de woensdagmiddag altijd afgesloten met een wedstrijdje, met Ome Loek als werper en middelpunt.
Door de jaren heen coachte en begeleidde Ome Loek meer dan duizend jonge spelers in het jeugdprogramma van de vereniging. Van deze groep bereikten er zo’n honderd de hoofdklasse. Velen speelden ook voor de Amsterdamse Rayonteams en verschillende spelers bereikten de Nederlandse Jeugdteams en/of kwamen uit in het Nederlands Honkbal Team. Onder zijn jonge talenten waren ook spelers die later niet alleen in Oranje uitkwamen, maar zelfs professioneel zouden gaan spelen in Amerika, zoals Rikkert Faneyte. Op 29 september 2013 zette Ome Loek een punt achter zijn actieve loopbaan als jeugdcoach, na 65 jaar. Na zijn coach-afscheid bleef hij actief binnen de vereniging. Zo ontving hij in 1976 de Slugger, de hoogste onderscheiding van de KNBSB. In 1983 werd Ome Loek benoemd tot Lid van Verdienste van het Rayon Amsterdam en op 29 april 2004 kreeg hij een Koninklijke Onderscheiding en werd benoemd tot Lid in de Orde van Oranje-Nassau.
tags: #Byron #Ward #honkbal #statistieken