Het Zuid-Beveland Toernooi: Een Historisch Overzicht

Inleiding

Sportevenementen vormen een belangrijk onderdeel van de lokale cultuur en gemeenschapszin. Het Zuid-Beveland Toernooi is hierop geen uitzondering. Om de betekenis van dit evenement te begrijpen, is het essentieel om de geschiedenis ervan te onderzoeken, evenals de bredere context van sporttradities in de regio. Dit artikel werpt een licht op de rijke geschiedenis van het Zuid-Beveland Toernooi, geplaatst tegen de achtergrond van veranderende sportieve en culturele landschappen.

Het Begin van het Hemelvaartsdagtoernooi

Een markant voorbeeld van een sportevenement met een lange historie is het Hemelvaartsdagtoernooi in Middelburg. Robbert-Jan Adriaansen, de voorzitter van Swift, noemt dit toernooi een "iconisch moment in de Zeeuwse korfbalwereld". Het toernooi, dat al 75 jaar bestaat, is nog steeds springlevend. Elk jaar komen Zeeuwse clubs samen op de velden van Swift en voetbalvereniging Jong Ambon om te strijden voor de winst. Het evenement heeft zelfs een internationale dimensie, met teams uit Zuid-Holland, Noord-Brabant, België en Frankrijk.

De oorsprong van het Hemelvaartsdagtoernooi gaat terug tot 1933, toen de vereniging Madjoe in Vlissingen een soortgelijk toernooi organiseerde. Later verhuisde het evenement naar Goes, voordat het uiteindelijk in Middelburg terechtkwam. Daar is het sindsdien gebleven. De Vlissingse Courant schreef op 26 mei 1933 over het Hemelvaartsdagtoernooi van Madjoe: "Als men na eenige dagen schitterend weer, op Hemelvaartsdag onder een druilerig en koud regentje naar Vlissingen gaat, om daar aan de seriewedstrijden deel te nemen, dan heeft men het onbehaaglijk gevoel, dat het een vervelende dag gaat worden. Doch het is werkelijk meegevallen, want eerstens was op de organisatie van deze wedstrijden hoegenaamd niets aan te merken en vervolgens hadden de wedstrijden een geanimeerd verloop. Deze gebeurtenis kan dan ook met gulden letters worden opgeteekend in de geschiedenis van Madjoe, dat het eerst in Zeeland, ondanks haar kort bestaan van nog geen vijf maanden met de organisatie van seriewedstrijden heeft belast."

Het Zeeuwse toernooi groeide uit tot een van de grootste toernooien van Zuid-Nederland. In het verleden reisden topploegen uit Zuid-Holland af naar Middelburg, maar die tijd is voorbij. Adriaansen merkt op dat het toernooi nog steeds levendig is, vooral met veel jeugdploegen. Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het Hemelvaartsdagtoernooi is er na afloop een uitgebreide barbecue en live muziek, en voor de kinderen is er een silent disco.

Ringrijden: Een Andere Sportieve Traditie op Zuid-Beveland

Naast korfbal heeft Zuid-Beveland ook een rijke traditie in het ringrijden. Deze volkssport is nog altijd springlevend op Walcheren en in de directe omstreken. Het oudste bewijs voor het beoefenen van ringrijden stamt uit het eind van de zeventiende eeuw, maar de oorsprong gaat mogelijk terug tot de middeleeuwen. Het ringrijden zou namelijk kunnen voortkomen uit de middeleeuwse toernooien, waarbij de strijdbare adel kampte om een prijs die een jonkvrouw ter beschikking stelde. Een ring van de jonkvrouw werd opgehangen, en de ridders moesten deze ring zien te steken. De eerste die dit driemaal lukte, werd door zijn mededingers naar de jonkvrouw geleid.

Lees ook: Uitslagen en finales Districtsbeker Zuid II

Hoewel bewijs ontbreekt voor beweringen dat ook de Germanen wellicht hebben ring gereden tijdens de meiviering, vertelt Jacob van Oostvoorne in zijn gedicht ‘optenrechten vastelavond’ uit 1413 dat de boeren van Hoedekenskerke elkaar bestrijden in een toernooi bij het thans verdronken land van Reimerswaal. De oudste schriftelijke en betrouwbare verwijzing naar het ringrijden stamt uit de zeventiende eeuw. In 1687 diende de Middelburgse kerkenraad een klacht in bij de classis Walcheren: “dat voorleden Pinkster op verscheidene dorpen op Walcheren van de boersche jeugd en andere, dien het minst betaamt, den ring gestoken is, en bij gevolge van dien vele wulpsch- en ongerijmdheden van danserijen, drinkerijen, enz." Het ringrijden zou dus aanleiding hebben gegeven tot allerlei uitspattingen bij de jeugd. De classis Goes zette in 1703 alle ringrijders met een gereformeerde achtergrond buitenspel, maar vijf kerken weigerden om het bevel van de classis uit te voeren.

Een andere oude vermelding kwam uit Middelburg, namelijk van het schuttersgilde van Sint Joris. Volgens documenten werd in 1767 ring gereden in de tuin van ‘Sint Joris’ door de schutterij van de voet- of kruisboog. De hoofdprijs was een verguld zilveren Sint-Jorisbeeld, de tweede prijs een zilveren hartsvanger (een type zwaard of sabel) en de derde prijs een paar zilveren rijsporen. De Sint Jorisdoelen bestaat nog steeds.

Ringrijden wordt traditioneel op Walcheren beoefend, maar ook in enkele plaatsen op Zuid-Beveland is het een bekende activiteit. In Domburg, Nieuw- en Sint-Joosland en Koudekerke bestonden al voor de Tweede Wereldoorlog verenigingen voor ringrijders. In 1950 vond de oprichting plaats van de Zeeuwse Ringrijders Vereniging (ZRV). Oprichter Piet Brasser reed als twaalfjarige in 1914 zijn eerste wedstrijd op de Veerse kermis. Elke keer wanneer hij de ring wist te steken, werd hij gejonast.

Een van de eerste dingen die de ZRV bij haar oprichting regelde, waren vaste afmetingen van de baan. Bij de oprichting werden ook de 1ste, 2de en 3de klasse ingesteld. Elk dorp kwam in deze klassen met een drietal ruiters uit. Later veranderden de regels en konden de drietallen ook promoveren en degraderen.

De mechanisatie van de landbouw vormde in de jaren vijftig van de twintigste eeuw een grote bedreiging voor het ringrijden. Het gebruik van machines en tractoren zorgde ervoor dat er minder werkpaarden werden gebruikt. Tegelijkertijd emancipeerden de vrouwen zich en dat betekende uiteindelijk de redding. Veel jonge vrouwen, die bij wijze van hobby paard reden, begonnen zich namelijk voor het ringrijden te interesseren en gingen meedoen. Dat compenseerde het teruglopend aantal deelnemers als gevolg van de landbouwmechanisatie. Deelnemers aan het ringrijden zijn allang niet meer uitsluitend boerenzonen en -knechten. De wedstrijden zijn een evenement voor vrouwen en mannen geworden. Velen huren zelfs een paard voor één dag. In bijna alle Walcherse dorpen is het ringrijden thans weer een volkssport met veel deelnemers. Vaak worden zelfs meerdere wedstrijden per jaar gehouden.

Lees ook: Overzicht volleybal Zuid-Holland

De Koninklijke Nederlandse Korfbalbond (KNKV)

Om de context van het Zuid-Beveland Toernooi verder te verduidelijken, is het nuttig om de geschiedenis van de Koninklijke Nederlandse Korfbalbond (KNKV) te onderzoeken. Het archief van het KNKV en zijn voorgangers bevat stukken betreffende de organisatie en taakuitvoering van de Nederlandse Korfbalbond, de Christelijke Korfbalbond in Nederland, de Nederlandse Dames Korfbalbond en het KNKV en hun onderdelen (regionale bonden, Afdelingen en Districten). Dit zijn onder andere notulen van vergaderingen van besturen, commissies en van algemene vergaderingen, jaarverslagen, statuten en reglementen, spelregels en periodieken zoals adresboeken en officiële organen. Verder is er materiaal bewaard over de Nederlandse korfbalploegen en de afdelings- en districtsploegen, verenigingen van scheidrechters en trainers en jubileumboeken van aangesloten verenigingen en krantenknipsels over korfbal en korfballers.

De geschiedenis van de KNKV begint in september 1902, toen leerlingen van de Nieuwe Schoolvereeniging de eerste korfbalwedstrijd ter wereld speelden in Amsterdam. Dit gebeurde op initiatief van leraar Nico Broekhuysen, die tijdens een internationale cursus openluchtspelen in Zweden een variant van basketbal had gezien. Broekhuysen paste het spel aan en verving de ring van bandijzer door een rieten korf, waardoor het de naam korfbal kreeg.

Op 2 juni 1903 werd de Nederlandse Korfbalbond (NKB) opgericht in Amsterdam. Broekhuysen werd gekozen tot voorzitter van de nieuwe bond. De NKB hield zich bezig met de verspreiding van het spel, de regeling van wedstrijden en het vaststellen van de spelregels. In 1904 werd de eerste competitie gestart en vanaf februari 1905 verscheen een officieel orgaan onder de naam Korfbal.

Korfbal werd gespeeld door twee twaalftallen verdeeld over drie vakken (aanval, middenvak en verdediging). Wanneer er twee doelpunten waren gevallen, werd er van vak gewisseld, zodat na zes goals de beginopstelling weer in het veld stond. Het spel bood veelzijdige lichaamsbeweging en vereiste weinig materiaal. Korfbal was een revolutionaire sport, omdat het door zes vrouwen en mannen in één team gespeeld werd. Dit gemengde karakter leidde echter ook tot een imagoprobleem, want velen vonden korfbal een “meidensport”.

De NKB gaf in 1905 het huishoudelijk reglement en een kort wedstrijdreglement uit. De bond had als doelstelling: “den bloei van het korfbalspel in Nederland te bevorderen […] door het vormen van een bond tusschen alle beoefenaars van het korfbalspel in Nederland; door het vaststellen en verbreiden der regels van het korfbalspel; door het maken van propaganda voor het korfbalspel; door het uitschrijven, regelen en steunen van korfbal-wedstrijden en door alle wettige, geoorloofde middelen, die hem verder ten dienste zullen staan.”

Lees ook: Keepersavontuur in Zuid-Afrika

In 1911 verscheen het eerste Korfbal jaarboekje met een opgave van de namen en adressen van alle bondsfunctionarissen en gegevens van de aangesloten clubs. In 1913 vroeg de NKB koninklijke erkenning van de statuten aan, zodat de bond rechtspersoonlijkheid kreeg. Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) kende de NKB een moeizame tijd, maar na de oorlog groeide de bond aanzienlijk. In 1917 stelde het bondsbestuur voor het eerst een betaalde kracht aan met L.D. Versluys als bondsadministrateur.

In de eerste naoorlogse jaren groeide de NKB aanzienlijk wat betreft het aantal clubs en spelers. Dit bracht een verdere uitbouw van de nationale competitie en nieuwe regionale bonden. In Zeeland, Noord-Brabant en Limburg zouden in de jaren twintig regionale bonden komen, maar die bleven klein of verdwenen weer. In Zeeland waren de afstanden tussen de eilanden een belemmering voor de ontwikkeling van korfbal. In Noord-Brabant en Limburg was er veel weerstand van de katholieke geestelijkheid die gemengd sporten verbood.

De Invloed van Taal en Cultuur op Sportevenementen

De geschiedenis van sportevenementen zoals het Zuid-Beveland Toernooi is nauw verbonden met de bredere culturele en taalkundige context van de regio. Dialecten, bijvoorbeeld, zijn voortdurend in beweging en worden beïnvloed door factoren zoals migratie, industrialisatie, onderwijs en de media. De interactie tussen dialecten en de standaardtaal, evenals de sociale perceptie van dialectgebruik, spelen een cruciale rol in dit dynamische proces. Het is essentieel om een historisch perspectief te behouden bij het bestuderen van dialecten, hoewel we ons niet te strikt moeten laten binden door oude indelingen.

Moderne industriegebieden, met hun snelle aanwas en grote zuigkracht, ondergaan voortdurend een proces van taaldooreenschommeling en taalvervlakking. Vanuit deze centra is weinig expansie van antiek taalgoed te verwachten; integendeel, er vindt juist een ontkleuringsproces plaats. Een voorbeeld hiervan is de inkrimping van het diftongeringsgebied van Sittard en omgeving, als gevolg van recente invloed vanuit Heerlen als mijncentrum. De jongste taallaag in gebieden met een koortsachtige industriële ontwikkeling is vaak van recente datum.

Nieuwe nederzettingen en kolonisatie hebben ook invloed op dialectverschillen. Op Tessel maakt men een onderscheid tussen het dialect van De Cocksdorp en de dialecten van de overige dorpen. De Cocksdorp, pas in 1835 bedijkt, werd bevolkt door aannemers en werkvolk uit Zuid-Holland, wat de afwijkende dialectvormen verklaart. Op Walcheren wijkt het dialect van Nieuw- en St.-Joosland af, doordat dit gebied pas in de 17e eeuw werd ingedijkt en van Zuid-Beveland uit werd bevolkt. In Drente sluit het gebied ten oosten van de Hunze aan bij Groningen, omdat de vervening voornamelijk van Groningse kant ter hand werd genomen. Veenkoloniën hebben ook een taalkundige invloed. Het Groningse Wilp is bijna geheel Fries van taal, vermoedelijk door de vervening vanuit Drachten. Ook het Friese karakter van Nieuw-Appelsga verklaart men uit de ontginning van het veen door Friese hoogveenarbeiders. Veendam, St. Johannesga, Luinjeberd en Tjalleberd zijn het gevolg van vestiging en kolonisatie uit Overijssel in de 17e en 18e eeuw. Het vervagen van de taalgrens aan de Tjonger is eveneens toe te schrijven aan de toevloed van Overijsselse veengravers. Het afwijkende karakter van het Bildts is te verklaren uit zijn inpolderingsgeschiedenis.

Immigratie heeft ook invloed op taalverandering. Eupen vertoont mogelijk een voorbeeld van invloed van immigratie. Men zegt er ou voor al vóór dentaal. De dialecten van de bewoners van de Uiterweg te Aalsmeer, als afstammelingen van geïmmigreerde Doopsgezinden, vertonen eveneens bijzondere kenmerken. De kollisie in een nieuw inpolderingsgebied als de Zuiderzeepolders laat zien hoe ingrijpend de gevolgen van immigratie kunnen zijn.

Dialecten zijn onderhevig aan de tendance de parler mieux, wat leidt tot hypercorrecties en fausses regressions. Zuivere dialecten bestaan niet; het idee van 'dialectverbastering' is inherent aan alle taal, ook aan dialecten. Dialecten zijn normale uitvloeisels van taalontwikkeling. In het algemeen kan men aannemen dat het dialect door de cultuur overstroomd is. Versterkte vormen maken over het algemeen geen kans vanwege de vorm van de cultuurtaal. Relictgevallen en vergissingen spelen ook een rol in de verspreiding van dialectklanken.

De invloed van de school heeft men wel eens overdreven, maar de courant, de pers, de radio, ontwikkelingscursussen, het ambtenarenapparaat, de vakverenigingen en de militaire dienst infiltreren de massa met cultuurtaal-materiaal. Daarbij doet de vooruitgang van het verkeer zijn duit in het zakje. Steden zijn taal- en cultuurhaarden, waar de bevolkingsgroep van leraren, artsen, officieren, kantoorbedienden en ambtenaren cultuurtaal importeert.

tags: #zuid #beveland #toernooi #geschiedenis