De geschiedenis van vrouwenvoetbal op de Olympische Spelen is een verhaal van strijd, doorzettingsvermogen en groeiende erkenning. Van de aanvankelijke uitsluiting tot de huidige status als een volwaardig onderdeel van het olympisch programma, hebben vrouwen een lange weg afgelegd om hun plaats in de sportwereld te veroveren. Dit artikel belicht de belangrijkste momenten en ontwikkelingen in de geschiedenis van vrouwenvoetbal op de Olympische Spelen, met speciale aandacht voor de Nederlandse prestaties en de bredere context van vrouwenemancipatie in de sport.
De Vroege Jaren: Uitsluiting en Verzet
De moderne Olympische Spelen, geïnitieerd in 1896 door Pierre de Coubertin, waren aanvankelijk niet bedoeld voor vrouwen. Coubertin vond sportende vrouwen "het meest onesthetische tafereel" en geloofde dat de Olympische Spelen exclusief voor mannen zouden moeten zijn. Artsen en pedagogen steunden zijn visie en beweerden dat sporten schadelijk was voor de gezondheid en aantrekkelijkheid van vrouwen.
Hoewel vrouwen aan het begin van de 20e eeuw al wel aan sport deden, zoals fietsen, gymnastiek, tennis en zwemmen, was deelname aan wedstrijdsport beperkt. Een belangrijke reden was de noodzaak om de vrouwenkleding aan te passen om vrij te kunnen bewegen zonder "onzedelijk" te zijn. Er bestonden sterke stereotypen tegen "de vrouw met de broek".
Ondanks deze tegenwerking organiseerden vrouwen hun eigen sportevenementen. In de 6e eeuw voor Christus startten Griekse vrouwen de Heraeaanse Spelen, met hardloopwedstrijden die om de vier jaar in Olympia werden gehouden. In de jaren twintig van de twintigste eeuw organiseerden sportvrouwen diverse eigen vrouwenolympiades, zoals in 1922 in Monaco, om hun kunnen te tonen.
De Eerste Stappen: Toelating tot de Spelen
De Spelen van Parijs in 1900 waren de eerste waar vrouwen aan mochten deelnemen, zij het in beperkte mate. Slechts 22 vrouwen namen deel aan golftoernooien en aan tennis. Deze sporten werden beschouwd als "elite sporten" die pasten bij de hogere sociale klasse van de deelnemende vrouwen. Ze hadden de meeste kansen in sporten als tennis, waarin ze samen met een mannelijke partner speelden, zodat er toch nog controle was. Ook zeilen ging met gemengde teams. Boogschieten was als individuele sport ‘veilig’, evenals zwemmen en kunstrijden op de schaats, die er in 1912 op de Spelen in Stockholm bijkwamen. Rugby en voetbal waren rond 1900 ook vooral een liefhebberij van de elite, maar teamsport was lang taboe voor vrouwen. Die gold als te ruw en hard en bovendien vonden veel mannen (en ook vrouwen) het fysieke contact, de botsingen en de felle gevechten om de bal onesthetisch en ‘niet vrouwelijk’.
Lees ook: Passie en Kritiek NAC Breda Ultras
In 1928 werden atletiek en turnen voor het eerst toegankelijk voor vrouwen, waarmee de drie grote olympische sporten compleet waren. Het aandeel vrouwen in de sport bleef echter bescheiden; in 1900 was het slechts 2,2%.
Nederland stuurde voor het eerst een vrouw naar de Spelen in 1920: Rie Beisenherz uit Amsterdam. Tennisster Kea Bouman won als eerste Nederlandse vrouw een olympische medaille. De turnploeg won goud in Amsterdam in 1928 en zijn daarmee de eerste Nederlandse vrouwen met een gouden olympische medaille. In datzelfde jaar behaalde Marie Braun een gouden plak voor de 100 meter rugslag.
Succes en Groeiende Erkenning
Na de Tweede Wereldoorlog kregen vrouwen toegang tot steeds meer sportonderdelen. Fanny Blankers-Koen was met vier keer goud de meest succesvolle vrouw ooit op de Olympische Spelen, wereldwijd. Ze won in 1948 maar liefst vier gouden medailles: op de 100 en 200 meter sprint, op de 80 meter horden en op de 4×100 meter estafette. Ze was de eerste vrouw ter wereld die deze unieke prestatie leverde.
In 1981 traden de eerste twee vrouwen toe tot het IOC, hoewel het IOC nog steeds een mannenbolwerk is met slechts 1 op de 5 leden die vrouw is. Het proces van volledige inclusie werd pas afgerond op de Zomerspelen van 2012, toen vrouwen voor het eerst aan alle onderdelen deelnamen.
Nederlandse Pioniers en Prestaties
De Nederlandse vrouwen hebben een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van de Olympische Spelen. Naast Kea Bouman en de gouden turnploeg van 1928, zijn er vele andere Nederlandse vrouwen die successen hebben behaald op de Olympische Spelen. Zo won zwemster Nel van Vliet goud in Londen in 1948. Inge de Bruijn en Leontien van Moorsel wonnen ieder drie gouden medailles op de Olympische Spelen, en Anky van Grunsven één.
Lees ook: Kleding en benodigdheden Uganda
Op de Paralympische Spelen heeft Nederland ook vele succesvolle vrouwelijke atleten gekend. Delphine van Opdorp - Ariens Kappens won als eerste Nederlandse vrouw goud bij de Paralympische Spelen. Paralympisch zwemster Elka Gaarlandt werd als eerste gehandicapte sporter een nationale bekendheid. Rolstoeltennister Esther Vergeer won goud op de Paralympische Spelen. Marjorie van de Bunt is de succesvolste deelnemer aan de Paralympische Winterspelen met 10 medailles: 2 goud, 4 zilver en 4 brons in 1994, 1998 en 2002.
Controverses en Uitdagingen
De weg naar gelijkheid in de sport is niet zonder controverses geweest. In 1950 werd Foekje Dillema door de internationale atletiekunie IAAF verplicht een ‘gendertest’ te doen. Dit was de allereerste gendertest in de sportgeschiedenis. Dillema weigerde en werd levenslang geschorst. Na haar overlijden erkende de atletiekgemeenschap uiteindelijk haar prestaties en bood excuses aan voor het onrecht dat haar was aangedaan.
Voor intersekse en transgender atleten is toegang tot veel grote sportevenementen zoals de Olympische Spelen nog erg beperkt. Ze mogen vaak alleen meedoen als ze voldoen aan strenge regels van het IOC en sportfederaties, bijvoorbeeld met betrekking tot hun testosteronniveau. De discussies en regels over de deelname van intersekse en transgender atleten laten zien hoe lastig het is om duidelijke criteria te bepalen voor wat ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ is in de sport.
De Huidige Status: Gelijkheid in Zicht
In 2012 hadden álle 203 deelnemende landen voor het eerst in de olympische geschiedenis mannen én vrouwen in hun olympische delegaties. In dat jaar werd het boksen voor het eerst geopend voor vrouwen. Voor de eerste keer stuurde Nederland meer vrouwen dan mannen naar de Olympische Zomerspelen.
Het aandeel vrouwen dat deelnam aan de Spelen is gestaag gegroeid: van 2,2% in 1900 tot 48% in Tokio 2020. Bij de Olympische Spelen van volgend jaar zal de verdeling tussen mannelijke en vrouwelijke deelnemers grotendeels gelijk zijn.
Lees ook: Steun het Nederlands Elftal met stijl
tags: #voetbal #olympische #spelen #vrouwen #geschiedenis