Elke honkbalwedstrijd begint met de pitcher, oftewel de werper. Deze speler staat op een rubberen plaat in het midden van de werpheuvel, een ronde plek in het midden van het honkbalveld. Het doel van de pitcher is om een 'uit' te veroorzaken bij de slagpartij. Dit kan de pitcher bewerkstelligen door te zorgen voor een slag ('strike') wanneer de slagspeler naar de bal slaat, maar deze mist, niet naar de bal slaat wanneer deze door het slaggebied gaat, of slaat naar een foutbal.
De pitcher kan verschillende middelen inzetten om slagspelers van de wijs te brengen. "Pitchers hebben misschien wel de enige positie in welke sport dan ook waarbij één speler het tempo van de wedstrijd in handen heeft", aldus Andrew Stone, assistent-honkbalcoach aan de Michigan State University. Aangezien er bij honkbal geen klok loopt zoals bij voetbal, basketbal of Amerikaans voetbal, is de pitcher de heerser over de tijd. Hij kan extra de tijd nemen tussen worpen door of juist snel ballen achter elkaar in het slaggebied gooien, voordat de slagspeler daar goed en wel klaar voor is.
Het is belangrijk op te merken dat in 2023 in Amerikaanse major en minor baseball leagues een 'pitch clock' is ingevoerd, waarbij de tijd die een pitcher krijgt om te gooien korter is geworden. Tussen twee worpen door staan er 15 seconden op de klok wanneer de honken leeg zijn en 20 seconden wanneer er honklopers op honken staan.
Aan het begin van de wedstrijd wordt de pitcher die op het veld gaat staan de 'startende pitcher' genoemd. De manager van een team kan op elk moment gedurende de wedstrijd de starter wisselen met een invaller. Soms worden invallers ingezet aan het eind van de wedstrijd wanneer de score gelijk op gaat. Deze invallers worden ingezet om een paar slagspelers uit te maken en zo een mogelijke comeback van de tegenpartij een halt toe te roepen.
Behalve het werpen van de bal is het ook de taak van de pitchers om honklopers van de tegenpartij in de gaten te houden die honken proberen te stelen. De pitcher moet ervoor zorgen dat lopers worden 'vastgehouden', wat betekent dat ze worden ontmoedigd om door te lopen naar het volgende honk.
Lees ook: Honkbal pitch voorbeelden en uitleg
De Rol van de Pitcher in Softbal
Ook bij softbal begint elke slagbeurt met de pitcher. Deze speler staat in het midden van het binnenveld, op de werpplaat, een rechthoekige rubberen mat op de grond met een afmeting van 61 bij 15 centimeter. De werpplaat ligt 13 meter vanaf het achterste punt van de thuisplaat, waar de slagspeler en de catcher staan.
Bij fast-pitch softbal gooien de pitchers hun worpen met een hoge snelheid en een ronddraaiende armbeweging, ook wel de windmolen genoemd. Bij deze beweging maakt de werpende arm een grote cirkel terwijl de pitcher een stap naar voren zet met het tegenovergestelde been van de werphand. Joanna Hardin, hoofdcoach softbal bij de universiteit van Virginia, zegt dat de beste pitchers doelgericht ballen gooien met afwisselende snelheden. "Hoe meer variatie je aanbrengt in de snelheid, hoe beter je slagspelers in het ongewisse kunt houden", zegt ze. Wanneer een pitcher ballen met verschillende snelheden naar beide zijden van de plaat kan gooien, moeten slagspelers langer wachten om op elke pitch te reageren.
Maar de taak van de pitcher zit er na het gooien van de bal nog niet op. De pitcher moet ook grondballen en pop-ups fielden in het binnenveld. Aan het begin van de wedstrijd wordt de pitcher die op het veld gaat staan de 'startende pitcher' genoemd.
De Catcher: De Vertrouwenspersoon van de Pitcher
Catchers zitten gehurkt achter de thuisplaat om hun voornaamste taak uit te voeren: het vangen van de bal die de pitcher werpt. Behalve het vangen van aangegooide ballen, geven catchers tekens aan de pitcher over wat voor bal deze moet gooien en waarnaartoe. Als een slagspeler de bal het buitenveld in slaat, werken catchers samen met de midden-binnenvelders (de korte stop en de tweede honkspeler) om te roepen waar spelers zich moeten opstellen om de bal terug te gooien.
"De meest doeltreffende catchers weten op welk moment ze om een time-out moeten vragen", zegt ze. "Ze zien het tempo van de pitcher. Tijdens een time-out mag de catcher naar de rubberen mat gaan om met de pitcher te praten. Hier kan de catcher een worstelende of overhaaste pitcher helpen om zich te herpakken en weer evenwicht en focus te vinden. Goede catchers kunnen er ook voor zorgen dat een worp er beter uitziet dan hij werkelijk is door de bal op een bepaalde manier te vangen, zegt ze. Door hun handschoen iets te verschuiven terwijl ze een bal vangen, kunnen catchers het doen lijken alsof een bal die uit of in is, een strike is. Catchers kunnen veel strikes stelen door de aangegooide bal op een bepaalde manier te vangen. Ze weten hoe ze elke pitch er goed kunnen laten uitzien zodat de scheidsrechter je het voordeel van de twijfel geeft [bij 'close pitches']."
Lees ook: Lees onze review van de Nike Premier League Pitch
Andere Belangrijke Posities in het Veld
Naast de pitcher en de catcher zijn er nog andere belangrijke posities in het veld:
- Eerste honk: Deze binnenvelder staat bij het eerste honk en moet worpen van de andere binnenvelders vangen. Vanwege deze verantwoordelijkheid worden spelers op het eerste honk vaak getraind in het vangen van ballen en dragen ze meestal een iets grotere handschoen om ballen te kunnen vangen die hoog of wijd worden gegooid of stuiteren voor hun handschoen.
- Tweede honk: De standaardpositie van de tweede honkspeler is rechts van de eerste honkspeler, tussen het eerste en het tweede honk. Deze spelers moeten heel veelzijdig zijn. Tweede honkspelers hebben ook een belangrijke rol bij het maken van een dubbelspel. Wanneer een bal naar het buitenveld wordt geslagen, moeten deze middelste binnenvelders communiceren waar spelers zich moeten opstellen, zodat de verdediging de bal terug kan gooien naar het binnenveld om te voorkomen dat lopers het volgende honk bereiken.
- Korte stop: De gebruikelijke positie van de korte stop is tussen het tweede en derde honk. Deze moet in een groot gebied allerlei soorten ballen fielden. De korte stop moet ook grondballen fielden die scherp geslagen worden net links van de handschoen van de derde honkspeler, in een gebied dat de '5-6 hole' heet. Naast de fysieke skills die korte stops nodig hebben (snelle voeten om grondballen te pakken en snelle handen om de bal snel weg te gooien), moeten doeltreffende korte stops ook goed kunnen communiceren. De korte stop moet over het binnenveld rennen tijdens een slagbeurt. Als een bal het buitenveld wordt ingeslagen, is deze speler als het ware de aanvoerder die de andere spelers instrueert waar ze zich moeten opstellen en waar ze naartoe moeten gaan, zodat de bal teruggegooid kan worden naar het binnenveld om te voorkomen dat lopers te veel honken opschuiven. Net als tweede honkspelers kunnen korte stops ook dubbelspel maken.
- Derde honk: Deze speler staat bij het derde honk. Als een rechtshandige slagspeler een krachtige bal slaat en iets voor de pitch staat, slaat deze de bal vaak naar links, waarbij de bal richting het derde honk of de linkerveldlijn wordt geslagen. Dit soort ballen kunnen extra hard worden geslagen vanwege de hoek en kracht van de slag, zodat ze met een enorme snelheid op de derde honkspeler af komen. Zodra ze een van deze lastige grondballen hebben gefield, moeten derde honkspelers de bal over het veld heen naar het eerste honk gooien: een van de langste worpen in het spel. Ze moeten ook klaarstaan om ballen te fielden die zachtjes naar het derde honk worden geslagen of die met een stootslag ('bunt') worden geslagen.
- Middenvelder: De middenvelder is een van de drie spelers in het buitenveld. Alle buitenvelders hebben als taak het vangen van hoge ballen, het fielden van grondballen en het gooien van ballen naar binnenvelders. Middenvelders fungeren bij de meeste teams ook als de aanvoerder van het buitenveld en instrueren de links- en rechtsvelder waar ze moeten spelen, afhankelijk van de spelsituatie en de neiging van de slagspeler op de plaat om de bal een bepaalde kant op te slaan.
- Rechtsvelder: De rechtsvelder speelt aan de rechterkant van het buitenveld, tussen het tweede en eerste honk. Net als bij honkbal zie je bij softbal meer defensieve verschuivingen waarbij spelers uitwijken naar een andere plaats dan hun normale positie om de voorkeursslagen van een slagspeler te benutten. In deze gevallen wordt het voor buitenvelders steeds belangrijker om niet alleen uit te blinken in het vangen van hoge ballen, maar ook in het fielden van grondballen en ze naar het eerste honk te gooien.
- Linksvelder: De linksvelder verdedigt het buitenveldgebied vanaf het tweede honk tot de linkerfoutlijn. De linksvelder moet goed kunnen reageren op de lastige ballen die naar dat deel van het buitenveld worden gegooid. Als een rechtshandige slagspeler de bal hard naar het linkerveld slaat, spint de bal zodanig dat deze naar de linkerveldlijn afbuigt.
Spelregels: Honk- en Softbal
Honk- en softbal lijken qua spelregels eenvoudige sporten. Veel spelsituaties komen regelmatig voor en kunnen worden getypeerd als standaard spelsituaties. Toch zijn er ook vaak situaties waarvan iedereen zich afvraagt: hoe was het ook alweer? En er zijn veel veronderstelde spelregels of uitleggen daarvan. Natuurlijk is de beste methode om de spelregels te kennen, ze te lezen. Via de site www.knbsb.nl of Google zijn ze snel te vinden. Maar wees gewaarschuwd: de spelregelboekjes zijn dik en ze zijn slecht leesbaar (lees: slecht geschreven). Een andere methode is om de site www.umpirebible.com te raadplegen. In het Amerikaans-Engels dus dat is de eerste uitdaging, maar soms ook afwijkend doordat een in Amerika ontwikkelde spelregel hier nog niet is doorgevoerd.
Afstanden, Knuppels, Ballen en Afwijkende Regels
Bepalingen over afstanden, knuppels, ballen en afwijkende regels zijn deels te vinden in de spelregels en deels in het reglement van wedstrijden. Allemaal te vinden op www.knbsb.nl en ook in de documentatiekast in het clubhuis. Buitenveldhek op 98-122 m. Maar staat het hek op minimaal 75 m en gaat de bal eruit, dan is sprake van een homerun. Buitenveldhek op 76,20 m (heren) of 67,06 m (dames).
De Slagzone
De slagzone is één van de meest omstreden onderwerpen tijdens een wedstrijd. Niets is voor pitchers en slagmensen zo frustrerend als een inconsequente slagzone. En daar ligt een kans voor de umpire om discussies te voorkomen: een stabiele slagzone, dezelfde bal moet tot dezelfde âcallâ leiden. Anders wordt het voor de pitchers onmogelijk de ârandjes op te zoekenâ en voor de slagman onmogelijk ballen goed te beoordelen. In die zin is een consequente slagzone belangrijker dan het feit of deze precies de spelregels volgt. Er is een wijdverspreide neiging bij spelers, coaches en umpires om de slagzone omlaag te brengen. Een bal is, ongeacht of een swing wordt gemaakt, âslagâ als bij de worp enig deel van de bal door enig deel van de slagzone gaat. De slagzone is dus niet een plat vlak zoals op de tekening weergegeven. De slagzone wordt qua hoogte bepaald aan de natuurlijke houding van de slagman tijdens de pitch.
Goed Geslagen Bal versus Fout Geslagen Bal
Bij een foutbal is het spel dood, tenzij deze wordt gevangen. De foutlijn behoort tot goed gebied en hoort dus eigenlijk de âgoedlijnâ te heten. De honken behoren tot goed gebied. Van het 2e honk is dat logisch. Thuisplaat, 1e en 3e honk behoren in hun geheel tot goed gebied. Daarom moet de foutlijn, herstel de âgoedlijnâ langs de buitenkant van die honken lopen (met uitzondering natuurlijk van het dubbelhonk bij softbal). Maar ook de thuisplaat behoort in zijn geheel tot het goede gebied. Of een bal goed of fout is terwijl deze wordt gespeeld, dient te worden beoordeeld naar de positie van de bal en niet van de speler die de bal speelt. Een geslagen bal die, terwijl de slagman zich in het slagperk bevindt, de slagman raakt of de knuppel voor de tweede keer raakt is een foutbal. Een slagman-honkloper die opzettelijk een geslagen bal in fout gebied probeert van richting te veranderen is uit. Een bal die voor het 1e of 3e honk op fout gebied landt en doorrolt kan pas als foutbal worden afgeroepen als deze tot stilstand is gekomen op fout gebied of is aangeraakt door een velder of een voorwerp behorend tot het niet bespeelbare gebied (hek o.i.d.). Let op: een goede slag wordt niet geroepen.
Lees ook: Alles over de vrije worp
Slag en Wijd
De slagzone is van belang bij dit hoofdstuk. Slaat de slagman wel naar de bal, dan is het dus een slag. Dit is de bekendste situatie. Een enorme uithaal naar de bal waarbij de slagman de bal mist. Maar wanneer is slaan ook daadwerkelijk slaan? Gek genoeg geven de spelregels hiervoor geen enkel houvast, het is dus geheel en al een beoordeling die de umpire moet doen. Het verschil met een foutslag is dat bij een fouttip de bal niet âdoodâ is (daarover in een later hoofdstuk veel meer) en het spel dus doorgaat. Bij een foutslag is het spel âdoodâ en mogen honklopers dus niet opschuiven. Het verschil met een foutslag is ook dat alleen bij slag drie in de âcountâ de slagman uit is vanwege de gevangen bal. Bij een slag roept de umpire zeer gedecideerd en luid: âStrike!!â. Het afroepen van de âcountâ gaat altijd in de volgorde: aantal wijd en daarna aantal slag, dus âtwo balls, one strikeâ. Daarbij geeft de umpire â met gestrekte armen â het aantal wijd aan door het opsteken van vingers van zijn linkerhand en het aantal slag door het opsteken van vingers van zijn rechterhand.
De Vangbal
Een vangbal wordt gemaakt door de veldpartij. Het is het vangen van een bal in vlucht. Een bal in vlucht is een bal die, geslagen, geworpen of gegooid, zonder iets of iemand te raken, door het luchtruim vliegt. Dus als de bal eerst een speler van de slagpartij, of een toeschouwer, of een coach of een hek of een boomtak heeft geraakt, dan kan het nooit meer een vangbal worden. Probeert echter eerst een andere velder de bal te vangen â bijvoorbeeld de pitcher die de bal recht op zich af krijgt â en stuit deze weg maar blijft âin vluchtâ en wordt vervolgens gevangen, dan is het een vangbal. In dit geval mogen honklopers gaan lopen na de eerste aanraking van de bal door een veldspeler. Vangen dient te geschieden met de blote hand en/of met de handschoen. Het gebruiken van enig deel van het tenue is daarbij verboden, daarover in een later hoofdstuk meer, dan is het geen vangbal. Ook dient de bal stevig te worden vastgehouden om controle over de bal aan te tonen. Om een bal te vangen mag een velder over een hek of iets dergelijks leunen, hij mag er zelfs op klimmen. Indien een speler door te leunen de bal vangt, maar vervolgens over het hek, in de dugout of in de tribune valt en nog steeds de bal controleert, dan is het een vangbal. Het is wel een vang als een velder de bal in zijn handschoen heeft en deze vanuit de handschoen met een flip, dus zonder met de gooihand aangeraakt te hebben, aan een andere velder doorspeelt. De term homerun is eigenlijk het toekennen van 4 honken door de umpire. In het honkbal kan dat alleen als de geslagen bal direct over het buitenveldhek vliegt. Het is ook een homerun als de bal via een velder over het hek gaat, mits dat laatste op goed gebeid gebeurd. Gaat de bal op deze wijze op fout gebied over het hek, dan is het een 2-honkslag. Als een bal boven het hek de foutpaal raakt en terugstuitert, dan is het ook een homerun. Stuitert een bal echter terug van het hek, raakt een velder en stuitert daardoor alsnog over het hek, dan is het geen homerun. In dit geval is de bal dood en is het een 2-honkslag.
(Slagman-) Honkloper is Uit
Er zijn vele manieren voor een speler om âuitâ te gaan. In een gedwongen situatie moet de (slagman-)honkloper opschuiven naar het volgende honk omdat het honk waarop hij recht heeft door een opvolgende (slagman-)honkloper moet worden bezet. Deze gedwongen situatie kan tijdens het spel vervallen trouwens. Met een honkloper op het eerste honk gaat de slagman-honkloper uit voordat hij het eerste honk heeft bereikt. Tevens is sprake van een gedwongen loop als de slagman(-honkloper), na een goede slag het eerste honk moet proberen te bereiken. Honklopers die daardoor worden gedwongen op te schuiven kunnen dit doe zonder âuitâ gemaakt te kunnen worden.
Hij meer dan 1 meter afwijkt van zijn honkpad om tikken te ontwijken, behalve als hij daardoor vermijdt dat hij een velder hindert die een geslagen bal tracht te spelen. Een honkloper mag tijdens het honklopen ieder traject kiezen dat hem goeddunkt. Daarbij mag hij dus meer dan 1 meter afwijken van de rechte lijn tussen de honken. Met honkpad wordt bedoeld de rechte lijn tussen de honkloper en het honk waarheen hij op weg is. Het wordt bepaald op het moment dat de tikactie plaatsvindt. Als de honkloper uitwijkt om ervoor te zorgen dat een velder een geslagen bal kan spelen, dan mag hij meer dan 1 meter uitwijken. Hij na het raken van het eerste honk zijn honkpad verlaat omdat hij kennelijk zijn poging een volgend honk te bereiken opgeeft. Deze situatie kan plaatsvinden tussen alle honken. Hij opzettelijk een velder hindert die een geslagen of aangegooide bal tracht te spelen. De velder heeft altijd âvoorrangâ op de honkloper. Hij wordt getikt terwijl hij niet in contact is met een honk. Uiteraard gaat dit alleen op als de bal niet âdoodâ is. Ook gaat het niet op bij het eerste honk als de loper doorschiet en hij onmiddellijk naar dat honk terugkeert. Dat terugkeren mag ook vanuit âgoedâ gebied. Het is een fabeltje dat je terug moet lopen vanaf âfoutâ gebied. Het gaat er slechts om dat de honkloper geen enkele poging doet het 2e honk te bereiken. Een loslatend honk is geen reden een speler op tikken uit te geven. Dus een speler die in zijn sliding een honk meeneemt, kan niet uitgetikt worden. Hijzelf, of het honk waar hij vandaan kwam, wordt getikt voordat hij dat honk opnieuw heeft aangeraakt (âtag upâ) na een vangbal. Dit is een appèlsituatie, de umpire geeft de âuitâ dus alleen als een appel wordt gespeeld. Dit geldt niet bij een fouttip. De honkloper mag, bij de eerste aanraking van de te vangen bal door een velder, het honk loslaten. Hijzelf, of het honk waarnaar hij onderweg is wordt getikt voordat hij dat honk heeft bereikt. Hij wordt geraakt door een goed geslagen bal en zich op goed gebied bevindt. De bal mag geen enkele binnenvelder, de pitcher uitgezonderd, zijn gepasseerd. Is het een binnenhoogbal dan zijn zowel de slagman als de honkloper uit. Hij tracht thuis te komen tijdens een situatie waarbij de slagman hindert. Hij de velders in de war brengt door onnodig de honken in omgekeerde volgorde te gaan lopen. Hij de thuisplaat mist en geen poging doet daarheen terug te keren. Hierbij moet een velder, met de bal in bezit, een appèl spelen. De eerste call van de umpire is in dit geval altijd âsafeâ, ook al heeft hij waargenomen dat de plaat gemist is. De reden hiervoor is dat hij anders de veldpartij zou bevoordelen. De veldpartij moet zelf het honklopen in de gaten houden. Hij bij het honklopen een honk niet heeft aangeraakt.
Binnenhoog/Infield Fly/Intentionally Dropped Ball
Deze regel geeft altijd aanleiding tot veel discussie. Dat heeft vooral te maken met het feit dat de bedoeling achter deze regel niet wordt begrepen. Iedere speler weet, en vergeet soms ook, dat het niet verstandig is om bij minder dan twee uit en een hoge bal van het honk te gaan. Bij een vangbal moet immers terug worden gegaan naar het honk om niet uitgebrand te worden. Of althans op appel uit te worden gemaakt vanwege het te vroeg (voor de eerste aanraking van de bal door een velder) weggaan. Stel je voor dat er lopers op zowel het eerste als het tweede (en eventueel het derde) honk staan en er is geen of één uit. De slagman slaat de bal. Deze bal gaat hoog de lucht in (fly ball of pop fly) en kan door een binnenvelder worden gevangen. Deze binnenvelder is echter een slimme speler en laat de bal voor zich vallen. De lopers zullen op hun honken blijven, rekenend op een makkelijke vangbal. Doordat de binnenvelder de bal laat vallen, is echter nu sprake van allemaal gedwongen lopen.