Honkbal en softbal, ogenschijnlijk eenvoudige sporten, herbergen een complexiteit aan regels en terminologie die vaak vragen oproept. Dit artikel biedt een uitgebreide uitleg van honkbaltermen, spelregels en situaties, waardoor zowel beginners als ervaren spelers en fans hun kennis kunnen verdiepen.
Spelregels: Standaard en Uitzonderingen
Hoewel veel spelsituaties in honkbal en softbal als standaard kunnen worden beschouwd, zijn er ook momenten waarop de interpretatie van de regels tot discussie leidt. Een voorbeeld hiervan is de aanname dat een bal die de thuisplaat raakt automatisch een foutbal is. Om verwarring te voorkomen, is het essentieel om de officiële spelregels te raadplegen, die te vinden zijn op de website van de Koninklijke Nederlandse Baseball en Softball Bond (KNBSB) of via online zoekmachines. Echter, de spelregelboekjes staan bekend om hun complexiteit en gebrekkige leesbaarheid. Een alternatieve bron is www.umpirebible.com, hoewel deze site in het Amerikaans-Engels is en mogelijk afwijkende regels bevat die nog niet in Nederland zijn doorgevoerd.
Afstanden, Knuppels, Ballen en Afwijkende Regels
Specificaties met betrekking tot afstanden, knuppels, ballen en afwijkende regels zijn te vinden in de spelregels en het reglement van wedstrijden, beide beschikbaar op de KNBSB-website. Het is belangrijk om te weten dat buitenveldhekken doorgaans op een afstand van 98 tot 122 meter staan. Echter, als het hek op minimaal 75 meter staat en de bal eroverheen gaat, wordt dit beschouwd als een homerun. Voor heren is de standaardafstand tot het buitenveldhek 76,20 meter, terwijl dit voor dames 67,06 meter is.
De Slagzone: Een Bron van Discussie
De slagzone is een van de meest omstreden onderwerpen in honkbal. Er zijn verschillende interpretaties van de slagzone:
- De slagzone zoals beschreven in de spelregels: Dit is de officiële definitie.
- De slagzone zoals beoordeeld door de slagman: De slagman heeft zijn eigen perceptie van de slagzone.
- De slagzone zoals beoordeeld door de pitcher en de veldpartij: Ook zij hebben een bepaalde verwachting van de slagzone.
- De slagzone zoals beoordeeld door de umpire: Uiteindelijk is het de umpire die de uiteindelijke beslissing neemt over de slagzone.
Een inconsistente slagzone kan leiden tot frustratie bij zowel pitchers als slagmensen. Daarom is het cruciaal dat de umpire een stabiele slagzone hanteert, waarbij dezelfde bal tot dezelfde 'call' leidt. Sommige umpires staan open voor vragen over hun spelregeltoepassing, maar accepteren geen commentaar op hun slagzone. Er bestaat een tendens om de slagzone te verlagen, maar volgens de regels is een bal een slag als enig deel van de bal door enig deel van de slagzone gaat tijdens de worp, ongeacht of er een swing wordt gemaakt. De hoogte van de slagzone wordt bepaald door de natuurlijke houding van de slagman tijdens de pitch.
Lees ook: Het leven van Harry Kruyssen
Goed Geslagen Bal versus Fout Geslagen Bal
Het onderscheid tussen een goed geslagen bal en een fout geslagen bal is essentieel. Bij een foutbal is het spel dood, tenzij de bal wordt gevangen. De foutlijn wordt eigenlijk beschouwd als goed gebied. De honken behoren tot goed gebied, en de foutlijn loopt langs de buitenkant van de honken (met uitzondering van het dubbelhonk bij softbal). Of een bal goed of fout is, wordt beoordeeld op basis van de positie van de bal op het moment dat deze wordt gespeeld, niet de positie van de speler. Een geslagen bal die de slagman raakt terwijl hij zich in het slagperk bevindt, of de knuppel voor de tweede keer raakt, is een foutbal. Een slagman-honkloper die opzettelijk een geslagen bal in fout gebied probeert van richting te veranderen, is uit. Een bal die voor het 1e of 3e honk op fout gebied landt en doorrolt, wordt pas als foutbal afgeroepen als deze tot stilstand is gekomen op fout gebied of is aangeraakt door een velder of een voorwerp behorend tot het niet bespeelbare gebied. Een goede slag wordt niet geroepen.
Slag en Wijd: De Slagzone in Actie
De eerder besproken slagzone is cruciaal bij het bepalen van slag en wijd. Slaat de slagman naar de bal, dan is het een slag. De spelregels geven echter geen duidelijke definitie van wat "slaan" precies inhoudt, waardoor de umpire een beoordeling moet maken. Dit kan lastig zijn voor de plaatumpire, omdat hij de beweging van de knuppel niet altijd goed kan beoordelen. In dat geval kan de honkscheidsrechter worden geraadpleegd. Het verschil tussen een foutslag en een fouttip is dat bij een fouttip de bal niet 'dood' is en het spel doorgaat. Bij een foutslag is het spel 'dood' en mogen honklopers niet opschuiven. De slagman is alleen uit vanwege de gevangen bal bij slag drie in de 'count'. Bij het afroepen van de 'count' wordt de volgorde "aantal wijd, aantal slag" gehanteerd. De umpire geeft het aantal wijd aan met de vingers van zijn linkerhand en het aantal slag met de vingers van zijn rechterhand.
De Vangbal: Controle en Intentie
Een vangbal is het vangen van een bal in vlucht door een speler van de veldpartij. Een bal in vlucht is een bal die, geslagen, geworpen of gegooid, door de lucht vliegt zonder iets of iemand te raken. Als de bal eerst een speler van de slagpartij, een toeschouwer, een coach, een hek of een boomtak heeft geraakt, kan het geen vangbal meer zijn. Als een andere velder de bal probeert te vangen en deze stuit weg maar blijft 'in vlucht' en wordt vervolgens gevangen, dan is het een vangbal. In dit geval mogen honklopers gaan lopen na de eerste aanraking van de bal door een veldspeler. Vangen moet gebeuren met de blote hand en/of met de handschoen. Het gebruiken van enig deel van het tenue is verboden. De bal moet stevig worden vastgehouden om controle aan te tonen. Zonder controle is er geen sprake van een vangbal, tenzij de bal, voordat hij de grond raakt, alsnog wordt gevangen. Een velder mag over een hek leunen of erop klimmen om een bal te vangen. Als een speler de bal vangt en vervolgens over het hek, in de dugout of in de tribune valt, maar de bal nog steeds controleert, is het een vangbal. Het is ook een vangbal als een velder de bal in zijn handschoen heeft en deze met een flip, zonder de gooihand te gebruiken, aan een andere velder doorspeelt.
De Homerun: Meer dan Alleen een Slag
De term homerun verwijst naar het toekennen van vier honken door de umpire. De umpire geeft dit aan door met zijn rechterwijsvinger een cirkel boven zijn hoofd te maken. In honkbal is het een homerun als de geslagen bal direct over het buitenveldhek vliegt. Het is ook een homerun als de bal via een velder over het hek gaat, mits dat op goed gebied gebeurt. Als de bal op fout gebied over het hek gaat, is het een 2-honkslag. Als een bal boven het hek de foutpaal raakt en terugstuitert, is het ook een homerun. Als een bal echter terugstuitert van het hek, een velder raakt en daardoor alsnog over het hek gaat, is het geen homerun, maar een 2-honkslag.
(Slagman-) Honkloper is Uit: Een Overzicht
Er zijn verschillende manieren waarop een speler 'uit' kan gaan. In een gedwongen situatie moet de (slagman-)honkloper opschuiven naar het volgende honk omdat het honk waarop hij recht heeft door een opvolgende (slagman-)honkloper moet worden bezet. Deze gedwongen situatie kan tijdens het spel vervallen. Een honkloper mag tijdens het honklopen ieder traject kiezen dat hem goeddunkt, maar mag niet meer dan 1 meter afwijken van zijn honkpad om tikken te ontwijken, tenzij hij daardoor vermijdt dat hij een velder hindert die een geslagen bal tracht te spelen. De velder heeft altijd 'voorrang' op de honkloper. Een honkloper is uit als hij wordt getikt terwijl hij geen contact heeft met een honk, tenzij de bal 'dood' is of als de loper doorschiet op het eerste honk en onmiddellijk terugkeert. Een speler kan niet uitgetikt worden als hij in zijn sliding een honk meeneemt. Een speler is ook uit als hijzelf, of het honk waar hij vandaan kwam, wordt getikt voordat hij dat honk opnieuw heeft aangeraakt ('tag up') na een vangbal. Dit geldt niet bij een fouttip. De honkloper mag, bij de eerste aanraking van de te vangen bal door een velder, het honk loslaten. Een speler is ook uit als hijzelf, of het honk waarnaar hij onderweg is, wordt getikt voordat hij dat honk heeft bereikt, of als hij wordt geraakt door een goed geslagen bal op goed gebied. Hij is ook uit als hij de velders in de war brengt door onnodig de honken in omgekeerde volgorde te gaan lopen, of als hij de thuisplaat mist en geen poging doet daarheen terug te keren (hierbij moet een velder een appèl spelen). Tot slot is een speler uit als hij bij het honklopen een honk niet heeft aangeraakt (ook hierbij moet een appèl worden gespeeld).
Lees ook: Wendy Bussum Honkbal: Jouw nieuwe team?
Binnenhoog/Infield Fly/Intentionally Dropped Ball
De binnenhoog-regel is een bron van veel discussie. De regel is bedoeld om te voorkomen dat de verdediging misbruik maakt van een eenvoudig te vangen hoge bal binnen het binnenveld met minder dan twee uit en lopers op het eerste en tweede honk (of alle honken). In deze situatie kan de verdediging de bal opzettelijk laten vallen om een dubbelspel te forceren. Om dit te voorkomen, wordt de slagman automatisch uitgeroepen en de lopers mogen niet opschuiven.
Pinchhitter: De Redder in Nood
De term "pinchhitter" is ontleend aan het honkbal en verwijst naar een slagman die in een moeilijke situatie (een "pinch") wordt ingebracht om uitkomst te brengen. In het voetbal wordt de term gebruikt voor een speler die in de slotfase van een wedstrijd wordt ingebracht om een achterstand goed te maken of een voorsprong uit te bouwen. De pinchhitter is vaak een speler die chaos en paniek bij de tegenstander moet veroorzaken. Een succesvolle pinchhitter kan een "gouden wissel" worden genoemd, of een "supersubstitute".
Algemene Honkbaltermen
Naast de bovengenoemde termen zijn er nog vele andere honkbaltermen die nuttig zijn om te kennen. Enkele voorbeelden zijn:
- Moneyline: Een weddenschap waarbij je inzet op welk team de wedstrijd wint.
- Run line: Een weddenschap waarbij je het puntenverschil voorspelt.
- Balk: Een illegale beweging door de werper.
- Walk: Wanneer een slagman vier wijdte worpen ontvangt en daardoor zonder te slaan naar het eerste honk mag lopen.
- Strikeout: De slagman krijgt drie slag en is daardoor uit.
- Sacrifice fly: De slagman slaat een opofferingsslag.
- Ace: De best startende werper van het team.
- Southpaw: De linkshandige werper.
- Closer: Een relief pitcher die het team inzet om de laatste outs van een wedstrijd te gooien.
- Utility Player: Een speler die bekwaam is op meerdere posities.
- Grand Slam: Een homerun die geslagen is terwijl alle honken bezet zijn, wat vier gescoorde punten oplevert.
- Single, Double, Triple: De slagman bereikt respectievelijk het eerste, tweede of derde honk.
- Fastball: Een snelle worp met weinig tot geen afwijking.
- Changeup: Een langzamere worp, met dezelfde armbeweging als een fastball, om de timing van de slagman te verstoren.
- Slider: Een worp die met hoge snelheid wordt gegooid en een late, zijwaartse beweging maakt.
- Double Play: Een verdedigende actie waarbij twee spelers van de aanvallende partij uitgeschakeld worden tijdens één spelsituatie.
- Infield Fly: De regel die voorkomt dat de verdediging misbruik maakt van een eenvoudig te vangen hoge bal binnen het binnenveld.
- Pickoff: De werper probeert een loper die te ver van het honk staat, uit te schakelen.
De Pitcher: De Regisseur van het Spel
De pitcher (werper) staat op een rubberen plaat in het midden van de werpheuvel en heeft als doel om een 'uit' te veroorzaken bij de slagpartij. De pitcher kan het tempo van de wedstrijd bepalen door extra tijd te nemen tussen worpen of juist snel ballen achter elkaar in het slaggebied te gooien. Sinds 2023 is er in Amerikaanse major en minor baseball leagues een 'pitch clock' ingevoerd om het tempo te versnellen. Tussen twee worpen door staan er 15 seconden op de klok wanneer de honken leeg zijn en 20 seconden wanneer er honklopers op honken staan. De manager van een team kan de startende pitcher op elk moment wisselen met een invaller. Naast het werpen van de bal is het ook de taak van de pitchers om honklopers van de tegenpartij in de gaten te houden die honken proberen te stelen.
Softbal: Een Unieke VeldSport
Softbal is een veldsport die wordt gespeeld door twee ploegen van elk negen spelers die om beurten als slag- en veldpartij fungeren. Het veld bestaat uit een vierkant met ruimte eromheen. Op de hoekpunten liggen de honken: drie platte witte kussens en een vijfhoekige witte rubberplaat als thuishonk. Een wedstrijd bestaat uit negen innings. Per inning is elk van beide ploegen eenmaal slagpartij en eenmaal veldpartij. Alleen de slagpartij kan punten behalen. De werper gooit de bal onderhands in de richting van de slagman. De werper moet de bal steeds zodanig gooien dat deze het thuishonk passeert op een hoogte die wordt begrensd door de breedte van de slagplaat en de schouders en knieën van de slagman (âstrike-zoneâ). Als drie spelers van de slagpartij âuitâ zijn, wisselen veld- en slagpartij. De ploeg die na negen innings de meeste punten heeft, is winnaar. Bij gelijke stand na negen innings wordt steeds een slagbeurt voor beide ploegen verder gespeeld.
Lees ook: Wat is het verschil?
De Uitrusting van een Softballer
Het basismateriaal van een softballer bestaat uit een bal, een handschoen en een knuppel. Spelers dragen speciale schoenen met scherpe punten (jeugd speelt met rubber noppen) op de zool om beter grip op het gravel te kunnen krijgen. Voor spelers die in een wedstrijd aan slag komen is het dragen van een slaghelm verplicht. De handschoen is het belangrijkste onderdeel van de uitrusting en heel persoonlijk. De catcher gebruikt een grote en dikke handschoen om de hard geworpen ballen van de pitcher te vangen. De outfielders gebruiken hele grote handschoenen om de hoge verre ballen goed te kunnen vangen. Bij softbal wordt een grotere bal gebruikt dan bij honkbal. De keuze van de knuppel is afhankelijk van de lengte, het gewicht, de kracht en de snelheid van de speler. De catcher draagt een helm, een masker, een body protector en beenkappen (legguards).
Het Softbalveld: Afstanden en Posities
Vaste punten in het softbalveld zijn de thuisplaat, de drie honken en de werpersheuvel. De lijnen vanaf de thuisplaat naar het eerste honk en vanaf de thuisplaat naar het derde honk geven twee begrenzingen van het veld aan. Het buitenveldhek is de derde begrenzing en staat gemiddeld op 90 tot 120 meter van de thuisplaat. De afstand tussen de werpplaat en de thuisplaat is bij damessoftbal 12,20 meter en bij herensoftbal 14 meter. Zowel bij het eerste als het derde honk is buiten de lijnen een vak voor een coach, die tijdens het spel aanwijzingen geeft aan de honklopers.
Spelverloop en Tactiek
Honkbal wordt gespeeld door twee teams die elk uit negen spelers bestaan. De spelers van de ploeg die aan slag is moeten de bal zo ver mogelijk het veld in slaan. De spelers van de veldpartij hebben allemaal een andere taak. Het team aan slag is de aanvallende partij en kan punten scoren, terwijl het team in het veld moet proberen dat te verhinderen. Meestal zal de slagman proberen de bal zover mogelijk het veld in te slaan. Het mooiste is natuurlijk een homerun.
De pitcher werpt de bal die de slagman moet proberen weg te slaan. Als de bal door de slagzone komt, geldt het als een slagbal. Komt de geworpen bal niet door de slagzone dan is het een wijdbal. Als de pitcher drie slagballen gooit en de slagman heeft geen kans gezien de bal het veld in te slaan dan is hij uit. Gooit de pitcher vier wijdballen dan heeft de slagman een vrije loop. Hij mag dan naar het eerste honk lopen, waarbij hij niet uitgetikt mag worden.
Als er twee slagballen en drie wijdballen zijn gegooid dan wordt er gesproken van een âvolle bakâ. Elke volgende bal geeft dan een beslissing. Als dat een slagbal is, zou er geslagen moeten worden waarbij vanzelfsprekend ook mis geslagen kan worden. In beide gevallen komt daarna de volgende slagman aan de beurt. Wordt er bij een volle bak een wijdbal gegooid dan heeft de slagman een vrije loop en komt ook de volgende slagman aan de beurt. Wordt die derde slagbal wel geraakt door de slagman maar is het een foutslag dan mag hij blijven staan om het nogmaals te proberen. Een foutslag is een slagbal die buiten de lijnen van het veld komt.
Als een team aan een slagbeurt begint staan er nog geen spelers op de honken. Bereikt de eerste slagman het eerste honk na een goede slag of omdat de pitcher vier wijd gegooid heeft, dan moet hij naar het tweede honk lopen als de tweede slagman de bal het veld in slaat. Als hij zou blijven staan dan zouden er twee spelers op het eerste honk staan en dat mag niet. In zoân situatie heeft de honkloper dus geen keuze maar moet hij lopen en wordt er gesproken over een gedwongen loop. Als alle honken bezet zijn op het moment dat de volgende slagman aan slag is, dan is er voor alle honklopers sprake van een gedwongen loop situatie. Wordt er een homerun geslagen met drie honken bezet dan heet dat een grandslam. De slagman die de bal het veld uit slaat geeft drie honklopers de kans om een punt te scoren.
Als de bal door de slagman het veld in wordt geslagen en de slagman vervolgens één van de honken bereikt dan is dat een honkslag. Bereikt de slagman het eerste honk dan is het een één honkslag. Ziet hij kans om het tweede honk te bereiken dan is het een tweehonkslag. Komt hij direct op het derde honk, dan is dat een driehonkslag.
Voor het verdedigende team hangt veel af van de pitcher. Werpt de pitcher goede ballen dan wordt er weinig geslagen en zullen er niet veel spelers van de tegenpartij op de honken komen. Pitcher en catcher proberen samen elke slagman uit te schakelen door te voorkomen dat er geslagen wordt. De catcher geeft tekens aan de pitcher om duidelijk te maken wat voor bal hij vindt dat er gegooid moet worden. Hij kiest daarbij uit bijvoorbeeld een harde bal (fastball), een curve bal, een langzame bal (change-up) of een duidelijke wijdbal. Ook geeft hij via tekens aan waar in het slagperk hij de bal wil hebben. De pitcher zal het niet altijd eens zijn met het voorstel van de catcher en dan zie je dat hij heel kort met zijn hoofd nee schudt. Als de catcher een teken geeft waar de pitcher het mee eens is dan knikt hij heel kort met zijn hoofd. De bal wordt echter niet altijd gegooid zoals die bedoeld is.
De catcher of achtervanger vervult een hele belangrijke rol. Hij kan als enige veldspeler het hele veld goed overzien. Hij moet dan ook aanwijzingen geven aan het team op spannende momenten in het spel. Aan de catcher is de taak om alle ballen die de pitcher werpt, hoe moeilijk ook, te stoppen. Als de catcher een bal doorlaat dan betekent dat meestal dat de lopers op de honken tenminste één honk kunnen opschuiven. Staat er een loper op het derde honk als de bal niet door de catcher wordt gestopt, betekent dat vaak een punt voor de tegenpartij doordat de loper de thuisplaat veilig weet te bereiken.
Als de catcher de aangegooide bal vangt en een honkloper probeert van het eerste naar het tweede honk of van het tweede naar het derde honk te lopen dan moet hij razendsnel reageren. Hij springt dan op uit zijn gehurkte stand en gooit in één vloeiende beweging de bal hard naar het tweede of derde honk. De honkman kan dan proberen de honkloper uit te tikken.
De Honkmannen: Bewakers van de Honken
De honkmannen zijn de infielders die tot taak hebben om de honken te bewaken. Zij moeten proberen om de honklopers uit te maken. Dat kan door het uittikken van een honkloper. Als een honkloper door een veldspeler met de handschoen waar de bal inzit, wordt aangetikt op het moment dat die honkloper geen contact heeft met een honk, is hij uit. Als er sprake is van een gedwongen loop dan is het voldoende als de honkman met zijn voet het honk aantikt voordat de loper dat honk bereikt. Daarbij moet die honkman wel de bal in zijn hand of handschoen hebben.
De honkloper die op het eerste honk staat op het moment dat de volgende speler uit zijn team de bal het veld in slaat moet van het eerste naar het tweede honk lopen. Er is dan sprake van een gedwongen loop van het eerste naar het tweede honk. De honkmannen staan niet alleen in het veld om hun honk te bewaken. Ze moeten net als alle andere veldspelers proberen de bal te pakken zodra de tegenpartij die het veld inslaat. De honkmannen staan daarom een eindje van hun honk vandaan als de tegenpartij gaat slaan. De korte stop neemt meestal een positie in tussen het eerste en tweede honk. De eerste en derde honkman nemen niet meer dan een paar meter afstand van hun honk. De honkloper die op het eerste of tweede honk staat zal proberen âeen honk te stelenâ als het volgende honk niet bezet is. Anders dan bij honkbal mag de honkloper bij softbal het honk pas verlaten als de bal de hand van de pitcher verlaten heeft. Hij wacht totdat de pitcher de bal naar de catcher gooit en sprint dan naar het volgende honk. De pitcher zal soms proberen de honkloper te verrassen. Net voordat hij de bal naar de catcher gaat gooien draait hij zich razendsnel om en gooit de bal naar de honkman (dit heet een âpickoffâ).
De Korte Stop: Een Snelle Reactie is Essentieel
De korte stop is de veldspeler die staat tussen het tweede en derde honk. Hij moet proberen de lage ballen die tussen het tweede en derde honk geslagen worden te stoppen en liefst te vangen. Hij moet heel snel en niet bang voor de bal zijn. Hij moet tegen een stootje kunnen omdat de ballen vaak hard en laag zijn kant op komen. Als een bal hard over de grond geslagen wordt is het heel moeilijk om de bal tegen te houden omdat hij door oneffenheden in het veld alle kanten op kan springen. Houdt de korte stop de bal tegen dan kan hij vrijwel zeker de bal op tijd naar de eerste honkman gooien waardoor deze de slagman, die dat honk probeert te bereiken, kan uitmaken.
De Verre Velders: De Laatste Linie van Verdediging
De verre velders of outfielders zijn de spelers die in het buitenveld staan. Zij moeten de ballen pakken die over het infield geslagen worden. Hoge ballen moeten zij proberen rechtstreeks te vangen. Elke geslagen bal die gevangen wordt door een veldspeler betekent een nul voor de tegenstander. Als de veldspeler de bal te pakken heeft moet hij hem zo snel mogelijk naar één van de honken gooien om te voorkomen dat de honklopers een honk opschuiven. Als er geen sprake is van een gedwongen loop, moet de honkloper worden uitgetikt als hij geen contact heeft met een honk. Als hij wel in een gedwongen loop situatie is kan hij natuurlijk uitgetikt worden maar dat hoeft niet persé. Het is voldoende als een speler van de tegenpartij met de bal in de hand of handschoen met zijn voet het honk aantikt voordat de loper dat honk bereikt.
Als de slagman, nadat hij de bal geslagen heeft, naar het eerste honk rent verkeert hij altijd in een gedwongen loop situatie. Hij kan niet anders dan naar het eerste honk lopen. De eerste honkman, met één voet op het honk en met de handschoen open, staat klaar om de bal te vangen die bijvoorbeeld door de korte stop naar hem wordt toegegooid. Heeft hij de bal gevangen voordat de slagman het eerste honk kan aantikken dan is die slagman uit. Overigens mag de loper in die situatie op het eerste honk doorlopen. Dat wil zeggen dat de honkloper die probeert het eerste honk te bereiken een eindje mag doorlopen. Als hij het honk maar heeft aangeraakt. Hij kan bij het uitlopen niet worden uitgetikt terwijl hij toch het honk niet vast heeft. Dit mag echter alleen op het eerste honk. Als de veldspeler bij het uittikken de bal verliest dan betekent dat dat hij de bal niet echt goed vast had.
Het Dubbelspel: Een Spectaculaire Actie
Het dubbelspel is altijd heel spectaculair. Een voorbeeld: Het eerste honk is bezet en de slagman slaat een lage bal richting korte stop. De loper op het eerste honk moet van het eerste naar het tweede honk. Hij zit dus in een gedwongen loop situatie. De korte stop pakt de geslagen bal en gooit die naar de tweede honkman. honkman. Vangt die de bal terwijl hij contact heeft met het honk voordat de slagman daar aankomt dan is ook de slagman uit. Alleen de aanvallende partij, de partij aan slag, kan punten scoren. Een slagman die, nadat hij de bal het veld heeft ingeslagen, moet altijd proberen veilig het eerste honk te bereiken. Daarna moet hij proberen via het tweede en derde honk de thuisplaat te bereiken.