Een Voetbalwoordenboek: Engelse Voetbaltermen voor de Kenner

Het voetbal, geboren in Engeland, heeft ons niet alleen een prachtige sport geschonken, maar ook een uitgebreide woordenschat. Om ten volle van het spel te kunnen genieten, is het essentieel om bekend te zijn met deze termen. Dit artikel biedt een overzicht van Engelse voetbaltermen, van basisbegrippen tot meer specifieke uitdrukkingen.

Algemene Termen en Acties

All ball: Deze term wordt gebruikt wanneer een speler de bal probeert te veroveren en hierbij uitsluitend de bal raakt, in plaats van de tegenstander. Het is een manier om aan te geven dat de actie correct was en geen overtreding.

Back of the net: Een favoriete uitdrukking van commentatoren om te beschrijven hoe de bal over de lijn gaat en het net raakt - een doelpunt dus.

Ball-to-hand: De bewering dat het contact tussen de hand en de bal per ongeluk was en daarom geen aanleiding zou moeten geven tot een vrije trap. De intentie van de speler is hierbij cruciaal.

Boot it: Een instructie van teamgenoten aan een speler om de bal met volle kracht weg te trappen, simpelweg om er vanaf te zijn. Dit wordt vaak gebruikt in verdedigende situaties.

Lees ook: Europa League Play-offs: Utrecht - Zenit

Chip shot: Een trap vanaf de onderkant van de bal om deze omhoog te sturen, over een tegenstander heen. Een techniek die vaak wordt geassocieerd met spelers als Lionel Messi.

Clean sheet: Een prestatie die een team of keeper verdient wanneer er gedurende de hele wedstrijd geen tegendoelpunt wordt geïncasseerd. Het is een teken van een sterke verdediging.

Cleats: De plastic of metalen noppen onder voetbalschoenen. De term wordt ook gebruikt om te verwijzen naar de voetbalschoenen zelf.

Clinical finish: Een uitstekend schot dat direct tot een doelpunt leidt. De speler die dit realiseert, wordt een “clinical finisher” genoemd.

Dive: Een overdreven valbeweging van een speler om de scheidsrechter te misleiden en een vrije trap te forceren. Een controversiële actie die vaak tot discussie leidt.

Lees ook: Voetbalregels verenigingswissel

First-time ball: De bal in één enkele beweging passen naar een teamgenoot, zonder de bal eerst aan te nemen.

Hoof: Doelloos de bal met veel kracht richting het doel van de tegenpartij trappen, vaak zonder duidelijke intentie of speler om te bereiken.

Hospital ball: Een onzorgvuldige pass richting twee spelers van verschillende teams dicht bij elkaar, met een hoog risico op blessures.

Howler: Een onverklaarbare fout van een speler die meestal grote gevolgen heeft voor het team.

Hug the line: De instructie aan vleugelspelers om dicht bij de zijlijn te blijven, vooral tijdens het dribbelen naar voren. Dit creëert ruimte en opent mogelijkheden voor voorzetten.

Lees ook: KNGU Broekjesregels Uitgelegd

Nutmeg: De bal door de benen van een tegenstander spelen. Een vernederende actie die vaak tot gejuich leidt.

Off the line: Voorkomen dat de bal over de zij- of achterlijn gaat; de bal wegtrappen.

Park the bus: Zeer defensief spelen om een voorsprong te behouden, vaak gedaan door teams die met een kleine marge voor staan.

Play on: Een situatie waarin de scheidsrechter niet fluit voor een overtreding, omdat hij/zij van mening is dat het spel niet onderbroken hoeft te worden.

Pea roller: Een zwakke poging tot een doelpunt die geen enkel gevaar oplevert voor de verdediging.

Put in a shift: De situatie waarin een speler zijn taken uitvoert, maar geen significante impact heeft op de wedstrijd.

Run it off: Een instructie aan een speler met een lichte blessure om door te spelen en te kijken of de pijn verdwijnt.

Showboat: Pronken voor de fans na het veiligstellen van een voorsprong, inclusief onnodige trucjes en bewegingen.

Sitter: Een schokkende misser van een aanvaller die een gemakkelijke kans had om te scoren.

Switch play: De bal plotseling van de ene naar de andere kant van het veld verplaatsen, meestal door middel van een lange pass.

Spelers en Hun Rollen

Box-to-box player: Een speler die succesvol aan beide kanten van het veld kan spelen, zowel verdedigend als aanvallend.

Clinical finisher: Een speler die uitblinkt in het benutten van kansen en het scoren van doelpunten.

Hard man: Een speler die bekend staat om een harde, fysieke en assertieve speelstijl.

Midfield anchor: Een betrouwbare, verdedigende middenvelder die voornamelijk tot taak heeft dicht bij de verdediging te blijven en aanvallen van de tegenstander te verstoren.

Poacher / Fox in the box: Een sluwe en vaardige spits die extreem gevaarlijk is in het strafschopgebied.

Target man: Een lange spits die vaak wordt bereikt met voorzetten, lange ballen en hoge passes vanwege zijn lengte en kopkracht.

Tactieken en Strategieën

Dummy run: Een sprint van een aanvallende speler zonder bal om ruimte te creëren voor een teamgenoot met balbezit.

Situaties en Gebeurtenissen

Brace: Een term die wordt gebruikt wanneer een speler twee doelpunten scoort in één wedstrijd.

Game of two halves: Een cliché dat commentatoren gebruiken voor een wedstrijd met grote verschillen tussen beide helften, zowel qua spelbeeld als qua scoreverloop.

Lost the dressing room: Een uitdrukking voor een situatie waarin de coach de controle over zijn spelers en hun respect is kwijtgeraakt.

On paper: Een beschrijving van hoe een wedstrijd in theorie zou kunnen verlopen, gebaseerd op eerdere statistieken en omstandigheden.

Sacked: Ontslagen. Een term die wordt gebruikt voor trainers die hun baan verliezen.

Overige Termen

Class act: Het gedrag van een speler of coach dat lof verdient, vooral vanwege hun houding en manieren buiten het veld.

Cracker: Een adembenemende voetbalwedstrijd of een buitengewoon doelpunt, vooral van lange afstand.

Feint / Flip Flap: Het dribbelen met de bal in richting A direct nadat er zogenaamd in richting B werd gedribbeld, met een schijnbeweging.

Flick-on: Een actie waarbij een aanvallende speler de bal met de voet of het hoofd raakt terwijl deze passeert, zonder de bal eerst onder controle te krijgen.

Hairdryer treatment: De felle uitbrander die spelers krijgen van hun coach, meestal in de kleedkamer.

Line-o: Een van de bijnamen voor de assistent-scheidsrechters langs de zijlijn.

Man on: De roep om een teamgenoot te waarschuwen dat er een tegenstander aankomt of dichtbij is.

Minnows: Een klein team uit een lagere divisie met beperkte middelen.

Row Z: De tribune-rij die het verst van het veld verwijderd is. Deze term wordt meestal gebruikt wanneer een speler de bal zo hard en ver schiet dat deze hoog in het publiek belandt.

tags: #een #wedstrijd #fluiten #engels #vertaling